ECLI:NL:OGEAA:2021:405

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 augustus 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
AUA202100187
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om toekenning van een vergoeding en dwangsom in asielprocedure na intrekking van asielaanvraag

In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie een verzoek ingediend ex artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tegen de beslissing van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De verzoeker, een Venezolaanse man, had eerder asiel aangevraagd, maar zijn verzoek was afgewezen. Na een eerdere uitspraak van het gerecht op 14 september 2020, waarin werd bepaald dat de verweerder binnen drie maanden een nieuwe beslissing moest nemen op het bezwaar van de verzoeker, heeft de verzoeker op 26 januari 2021 een nieuw verzoek ingediend. Tijdens de zitting op 7 juni 2021 heeft de verzoeker betoogd dat hij nog steeds prijs stelt op bescherming, ondanks dat hij inmiddels naar Venezuela is uitgezet. De verweerder stelde echter dat de verzoeker geen procesbelang meer had, omdat hij zijn tweede asielaanvraag had ingetrokken en had aangegeven terug te willen naar Venezuela.

Het gerecht heeft overwogen dat de verzoeker door het indienen van een tweede asielaanvraag en de daaropvolgende intrekking daarvan, duidelijk heeft gemaakt geen prijs meer te stellen op asiel. Hierdoor heeft hij geen procesbelang meer bij het verzoek, wat leidt tot zijn niet-ontvankelijkheid. De rechter heeft ook geoordeeld dat er geen grondslag is voor veroordeling van de verweerder in de kosten van de procedure of teruggave van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 30 augustus 2021, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 30 augustus 2021
Lar nr. AUA202100187

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

Verblijvende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mw. J. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 september 2019 heeft verweerder het asielverzoek van verzoeker, afgewezen.
Hiertegen heeft verzoeker op 7 oktober 2019 bezwaar gemaakt. Tegen het uitblijven van een beslissing op dit bezwaar (de bestreden fictieve beslissing op bezwaar) heeft verzoeker beroep ingesteld.
Bij uitspraak van dit gerecht van 14 september 2020 (Lar nr. AUA202000309) is de bestreden fictieve beslissing op bezwaar vernietigd, en is bepaald dat verweerder binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van die uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoeker.
Op 26 januari 2021 heeft verzoeker onderhavig verzoek ex artikel 53 van de Lar ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2021, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 51 van de Lar, neemt het bestuursorgaan, indien de uitspraak strekt tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing, binnen de daarvoor door de rechter gestelde termijn, een nieuwe beslissing met inachtneming van de uitspraak van de rechter.
1.2
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
De standpunten van partijen
2.1
Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 14 september 2020.
Ter onderbouwing hiervan heeft verzoeker aangevoerd, dat verweerder nog steeds niet op zijn bezwaar heeft beslist, terwijl hij nog altijd prijs stelt op bescherming van Aruba, hoewel hij inmiddels is uitgezet naar Venezuela.
2.2
Verweerder heeft ter zitting betoogd, dat verzoeker geen procesbelang heeft bij onderhavige procedure, nu hij na de eerste afwijzing van zijn asielaanvraag, op 11 september 2020 een tweede asielaanvraag heeft ingediend, die hij een paar weken later om hem moverende redenen heeft ingetrokken. Hij wilde zelf terug naar Venezuela en is toen uitgezet.
De feiten
3.1
Verzoeker, geboren op [datum] 1994 in Venezuela en van Venezolaanse afkomst, is 10 februari 2018 en op 28 juli 2018 uit Aruba verwijderd, en aan hem zijn daarbij telkens een periode van niet-toelating opgelegd.
3.2
Op 17 februari 2019 is hij als toerist Aruba binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van twee dagen. Op diezelfde datum heeft verzoeker een asielaanvraag ingediend.
3.3
Bij beschikking van 28 juli 2019 heeft verweerder de uitzetting van verweerder bevolen. Bij uitspraak van de voorzieningenrechter in dit gerecht (Lar nr. AUA201902924) is het uitzettingsbevel geschorst. Tegen het uitblijven van een reële beslissing op zijn bezwaar heeft verzoeker op 3 september 2019 beroep ingesteld. Bij uitspraak van dit gerecht van 23 maart 2020 (Lar nr. AUA201904240) is de bestreden fictieve beslissing op bezwaar vernietigd en is bepaald dat verweerder binnen drie maanden een reële beslissing op het bezwaar dient te nemen. Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft verzoeker een verzoek ex artikel 53 van de Lar, ingediend. Bij uitspraak van dit gerecht van 23 november 2020 (Lar nr. AUA202001981) is bepaald dat verweerder binnen drie maanden alsnog een beslissing op bezwaar moet nemen onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft, met een maximum van Afl. 25.000,-.
3.4
Bij beschikking van 10 september 2019 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker afgewezen. Hiertegen heeft verzoeker op 7 oktober 2019 op nader aan te voeren gronden bezwaar gemaakt. Dat verzoeker vervolgens de gronden waarop zijn bezwaar rust heeft aangevoerd, is niet gebleken.
3.5
Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft verzoeker op 31 januari 2020 beroep ingesteld. Bij uitspraak van 14 september 2020 (Lar nr. AUA202000309) is de bestreden fictieve beslissing op bezwaar vernietigd en is bepaald dat verweerder binnen drie maanden een reële beslissing op bezwaar dient te nemen.
3.6
Verzoeker heeft op 11 september 2020 een tweede asielaanvraag ingediend, die hij op 24 september 2020 heeft ingetrokken.
3.7
Verzoeker is inmiddels uitgezet.
De beoordeling
4. Het gerecht overweegt dat verweerder terecht heeft mogen aannemen dat verzoeker met het indienen van een tweede asielaanvraag in september 2020, terwijl de procedure met betrekking tot de afwijzende beschikking op zijn eerste asielaanvraag nog liep, te kennen heeft gegeven van die procedure af te zien. Dit klemt te meer nu verzoeker vervolgens zijn tweede asielaanvraag heeft ingetrokken en aan de autoriteiten te kennen heeft gegeven naar zijn land van herkomst terug te willen. Hiermee heeft hij op onmiskenbare wijze te kennen gegeven geen prijs meer te stellen op asiel. Onder deze omstandigheden heeft hij dan ook geen procesbelang meer bij het onderhavige, zodat hij op grond daarvan niet-ontvankelijk is in zijn verzoek.
5. Voor veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure dan wel teruggave van het griffierecht bestaat geen grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.