In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar, een verzoek ingediend om een gratificatie toe te kennen vanwege loffelijke dienstverrichting. Dit verzoek werd afgewezen door de Gouverneur van Aruba, waarop klaagster bezwaar aantekende. Het gerecht heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat klaagster gedurende een bepaalde periode werkzaamheden heeft verricht die overeenkwamen met haar reguliere taken, maar dat er geen sprake was van een bijzondere prestatie die een gratificatie rechtvaardigde. De Gouverneur heeft de afwijzing van het verzoek gebaseerd op een advies van het Departamento di Recurso Humano (DRH), dat stelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een gratificatie rechtvaardigden. Het gerecht oordeelde dat de beslissing van de Gouverneur niet onbevoegd was, omdat de gemachtigde van de Gouverneur de rechtsgevolgen van de afwijzing wilde dragen. Uiteindelijk werd het bezwaar van klaagster ongegrond verklaard, en de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking bleven in stand. De uitspraak werd gedaan op 11 januari 2021.