ECLI:NL:OGEAA:2021:396

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
AUA202100706
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Vakantieverordening op arbeidsovereenkomst van een werknemer in dienst van het Land Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de verzoekster, een werknemer van het Land Aruba, een verzoek ingediend om betaling van achterstallig loon en niet genoten vakantiedagen. De verzoekster was in dienst van het Land Aruba op basis van een arbeidsovereenkomst die op 15 januari 2019 begon en op 1 januari 2021 eindigde. De arbeidsovereenkomst werd opgezegd per 30 september 2020. De verzoekster vorderde Afl. 2.040,22 aan achterstallig loon en Afl. 1.976,-- voor 12,5 niet genoten vakantiedagen. Het Land Aruba betwistte de vordering met betrekking tot de vakantiedagen, stellende dat de Vakantieverordening niet van toepassing was op de arbeidsovereenkomst. Tijdens de zitting op 25 mei 2021 heeft de verzoekster haar eis vermeerderd en het Gerecht heeft de wijziging van eis toegelaten. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verzoekster niet in staat was om de kosten van de procedure te dragen en verleende haar verlof tot kosteloos procederen. Het Gerecht oordeelde dat de verzoekster recht had op de gevorderde bedragen, omdat de Vakantieverordening van toepassing was op haar arbeidsovereenkomst. De verzoekster kreeg gelijk in haar vordering voor zowel het achterstallig loon als de niet genoten vakantiedagen, en het Land werd veroordeeld in de proceskosten. De beschikking werd uitgesproken op 20 juli 2021.

Uitspraak

Beschikking van 20 juli 2021
Behorend bij E.J. no. AUA202100706
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. R. Marchena,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
verweerder,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 25 mei 2021.
1.2
Ter zitting zijn verschenen [verzoekster] met haar gemachtigde en het Land bij zijn gemachtigde. [verzoekster] heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift, en dat mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota. Vervolgens heeft het Land gedupliceerd.
1.3
Ter zitting heeft [verzoekster] haar eis vermeerderd, in die zin dat zij niet langer betaling van 8 maar van 12,5 niet genoten vakantiedagen vordert. Het Land heeft geen bezwaar gemaakt tegen die wijziging van eis, die mede daarom wordt toegelaten.
1.4
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties en overige stukken voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
verzoekster] is krachtens een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op 15 januari 2019 voor de duur van 11 maanden en 16 dagen in loondienst getreden van het Land als groepsopvoeder bij het Bureau Orthopedisch Centrum tegen een laatstelijk bruto maandloon van Afl. 3.425,--, ofwel Afl. 19,76 bruto per uur. Die op 31 december 2019 eindigende arbeidsovereenkomst werd per 1 januari 2020 eenmalig verlengd voor de duur van 1 jaar, aldus eindigend op 1 januari 2021.
2.3
Het Land heeft de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] bij schrijven van 31 augustus 2020 opgezegd tegen 30 september 2020.
2.4
Bij brief van 7 december 2020 heeft [verzoekster] het Land verzocht om betaling van Afl. 2.040,22 aan 103,25 door haar gewerkte overuren. Reactie van het Land op die brief almede betaling van het daarin vermelde bedrag zijn uitgebleven.
2.5.1
Het vierde lid van artikel 4 van de (verlengde) arbeidsovereenkomst van [verzoekster] luidt: “
Het is niet mogelijk om vakantie- en ATV dagen te verzilveren, tenzij anders bepaald conform beleid, wet en regelgeving.”.
2.5.2
Artikel 5 van die arbeidsovereenkomst bepaalt het volgende:

Toepasselijke regelingen in samenhang met ambtelijke voorwaarden
Op deze arbeidsovereenkomst worden tevens van toepassing verklaard:
a. de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren, met uitzondering van artikel 30. Voor de toepassing van deze Landsverordening wordt de werknemer gelijkgesteld met een ambtenaar in tijdelijke dienst;
b. het Landsbesluit aanvullende ziektekostenvoorzieningen ambtenaren en overheidsgepensioneerden (…). Voor de toepassing van dit Landsbesluit wordt de werknemer gelijkgesteld met een ambtenaar in tijdelijke dienst;
c. de (ontslagvoorschriften van de) vijfde afdeling van de Zevende Titel A van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van artikel 1615f;
d. het Kinder- en detacheringstoelagebesluit ambtenaren;
e. de geldende regelingen voor ambtenaren inzake vakantie-uitkering;
f. de geldende regelingen voor ambtenaren inzake een voorjaars-, najaars- en reparatie premie;
g. de geldende regelingen voor ambtenaren inzake aanspraak op vergoeding bij overlijden;
h. het ziekteverzuimbeleid.”.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [verzoekster] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. het Land veroordeelt om aan [verzoekster] te betalen Afl. 2.040,22 bruto aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en gerekend vanaf 30 september 2020 althans 15 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening tevens te vermeerderen met wettelijke rente;
b. het Land veroordeelt om aan [verzoekster] te betalen Afl. 1.976,-- bruto aan 12,5 niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en gerekend vanaf 30 september 2020 althans 15 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening tevens te vermeerderen met wettelijke rente;
c. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
d. het Land veroordeelt in de proceskosten gevallen aan de zijde van [verzoekster], te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de negende dag na de uitspraak van deze beschikking.
3.2
Het Land voert verweer en concludeert tot toewijzing van de vordering onder a. en tot afwijzing van de vordering onder b..
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Uit het door [verzoekster] overgelegde bewijs van onvermogen blijkt dat zij niet in staat is om de kosten van deze procedures te dragen. Aan [verzoekster] zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
4.2
Het Land heeft de verschuldigdheid van het door [verzoekster] gevorderde bedrag ad Afl. 2.040,22 aan 103,25 door haar gewerkte overuren erkend. Die vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de ambts- en billijkheidshalve gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van maximaal 15% en gerekend vanaf 30 september 2020 tot aan de algehele voldoening tevens te vermeerderen met wettelijke rente.
4.3.1 [
verzoekster] stelt dat het Land verder Afl. 1.976,-- aan haar verschuldigd is uit hoofde van 12,5 niet door haar genoten vakantiedagen. Het Land heeft niet of onvoldoende onderbouwd bestreden dat [verzoekster] 12,5 gedurende haar dienstverband bij het land opgebouwde vakantiedagen niet heeft genoten. Die stelling van [verzoekster] staat daarom vast. Het Land stelt echter dat uit het hiervoor onder 2.5.1 omschreven vierde lid van artikel 4 van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] (hierna ook: de arbeidsovereenkomst) in samenhang met de op die overeenkomst tevens van toepassing verklaarde Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren volgt dat [verzoekster] aan het eind van haar dienstverband niet door haar genoten vakantiedagen niet kan verzilveren, omdat die Landsverordening daar geen wettelijke grondslag voor biedt. Met [verzoekster], die ter zitting heeft gesteld dat uit de Vakantieverordening volgt dat het Land haar niet genoten vakantiedagen geldelijk moet vergoeden, volgt het Gerecht het Land niet in dat standpunt, en dat om het navolgende.
4.3.2
Het vierde lid van artikel 4 van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat het voor [verzoekster] niet mogelijk is om vakantie- en ATV dagen te verzilveren, tenzij anders bepaald conform beleid, wet en regelgeving. Artikel 5 van de overeenkomst bepaalt dat de daarin vermelde regelingen
tevensvan toepassing zijn op de arbeidsovereenkomst. Gesteld noch is gebleken dat dit een limitatieve opsomming is van al dan niet wettelijke regelingen en geen enkel artikel van de arbeidsovereenkomst sluit de toepasbaarheid van de Vakantieverordening uit. Redelijke uitleg van de arbeidsovereenkomst in het licht van dit alles en met name het hiervoor door het Gerecht onderstreepte woord “tevens” brengt met zich dat daaruit niet volgt dat de Vakantieverordening niet van toepassing is op de arbeidsoverkomst. De thans te beantwoorden vraag is of de Vakantieverordening al dan niet zelf de toepasbaarheid daarvan op de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] uitsluit. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.3.3
Ingevolge artikel 1 van de Vakantieverordening heeft het Land, dat een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft gesloten met [verzoekster], te gelden als werkgever in de zin van die verordening, terwijl datzelfde artikel 1 [verzoekster] niet uitsluit als arbeider in de zin van de Vakantieverordening. Dit één en ander brengt mee dat de Vakantieverordening van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van [verzoekster].
4.3.4
Ingevolge artikel 10 moet het Land de aan het eind van haar dienstverband niet door [verzoekster] genoten vakantiedagen aan haar geldelijk vergoeden gelijk aan haar in geld uitgedrukt aan het eind van haar dienstverband geldend loon over het aantal niet genoten vakantiedagen. De wettelijke uitzondering op de overeengekomen regel dat het voor [verzoekster] niet mogelijk is vakantiedagen te verzilveren als bedoeld in het vierde lid van artikel 4 van de arbeidsovereenkomst is daarmee gegeven. De slotsom op dit onderdeel luidt dat de hieronder onder b. omschreven vordering van [verzoekster] eveneens zal worden toegewezen, en dat als na te melden. Hierbij wordt nog overwogen dat het Gerecht geen grond ziet voor toewijzing van de door [verzoekster] gevorderde wettelijke verhoging over het in dit verband toe te wijzen bedrag, omdat vergoeding van niet genoten vakantiedagen naar het oordeel van het Gerecht niet valt binnen het begrip loon.
4.4
Het Land zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo (griffiegeld) en Afl. 500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo (2 punten, tarief 2 ad Afl. 250,-- per punt).
5. DE UITSPRAAK
Het Gerecht:
-veroordeelt het Land om aan [verzoekster] te betalen Afl. 2.040,22 bruto aan achterstallig loon, te vermeerderen met de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van maximaal 15% en gerekend vanaf 30 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening tevens te vermeerderen met wettelijke rente;
-veroordeelt het Land om aan [verzoekster] te betalen Afl. 1.976,-- bruto aan 12,5 niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 30 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt het Land in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo en Afl. 500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de negende dag na de uitspraak van deze beschikking;
-verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-verleent verlof aan [verzoekster] tot kosteloos procederen;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 20 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.