ECLI:NL:OGEAA:2021:372
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing inbewaringstelling op grond van de Landsverordening toelating en uitzetting
In deze zaak heeft de rechter-commissaris van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling van een Venezolaanse verzoeker, die in het kader van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) was vastgehouden. De verzoeker was op 24 januari 2021 in bewaring gesteld op bevel van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De rechter-commissaris heeft op 27 januari 2021 geoordeeld dat deze vrijheidsontneming rechtmatig was. De verzoeker heeft vervolgens op 17 februari 2021 en opnieuw op 15 juni 2021 verzoekschriften ingediend om de inbewaringstelling te laten opheffen. De behandeling van het laatste verzoek vond plaats op 28 juli 2021, waarbij de verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M.B. Boyce, en de minister werd vertegenwoordigd door J.M. Harewood van DIMAS.
Tijdens de zitting heeft de minister aangegeven dat de bewaring van de verzoeker op 29 juni 2021 was opgeheven, omdat de verzoeker op die datum Aruba had verlaten. Hierdoor was het belang van de verzoeker bij de opheffing van de inbewaringstelling komen te vervallen. De rechter-commissaris heeft geconcludeerd dat het verzoek niet-ontvankelijk is, omdat de situatie van de verzoeker inmiddels was veranderd en er geen rechtmatig belang meer bestond bij de beoordeling van het verzoek. De beschikking is gegeven door mr. M.M. de Werd, rechter-commissaris, in tegenwoordigheid van de griffier.