ECLI:NL:OGEAA:2021:354

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
184 en 362 van 2021
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en mishandeling met betrekking tot de verdachte in Aruba

In de zaak met parketnummer P-2020/09049 en P-2019/16936 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting en mishandeling. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en wonende in Aruba, was op het moment van de uitspraak gedetineerd. Tijdens de openbare terechtzitting op 11 juni 2021 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.M.J. Cafarzuza. De benadeelde partij, aangeduid als [aangeefster], was vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. A.I.N. Fraser, en had een vordering tot schadevergoeding ingediend. De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, eiste een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, voor de bewezenverklaring van de tenlastelegging.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de aangifte van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verklaring van de zoon van de aangeefster bood geen steun voor de beschuldigingen van verkrachting. Het Gerecht oordeelde dat de emotionele toestand van de aangeefster tijdens haar aangifte niet als bewijs voor de verkrachting kon dienen. Bovendien waren er geen fysieke bewijzen gevonden die de aangifte ondersteunden, zoals sporen van geweld of seksuele gemeenschap. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging van verkrachting.

Wat betreft de mishandeling, oordeelde het Gerecht dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van mishandeling met een telefoon en een vibrator, en dat de verklaring van de aangeefster niet werd ondersteund door ander bewijs. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan mishandeling in de zaak met parketnummer P-2020/09049, waarbij hij de aangeefster op 17 november 2019 had mishandeld. Het Gerecht legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan de voorwaarden van reclasseringstoezicht. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van Afl. 1.251,50, terwijl andere vorderingen werden afgewezen.

Uitspraak

Parketnummers: P-2020/09049 en P-2019/16936
Zaaknummers: 184 en 362 van 2021
Uitspraak: 2 juli 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in Aruba,
wonende in Aruba,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.M.J. Cafarzuza (in de zaak met parketnummer P-2020/09049), advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [aangeefster], heeft zich, bij monde van haar gemachtigde mr. A.I.N. Fraser, ter terechtzitting in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het in de zaak met parketnummer P-2020/09049 en in de zaak met parketnummer P-2019/16936 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaren waarvan één (1) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts:
- dat aan de voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde wordt gesteld:
reclasseringstoezicht voor de duur van de proeftijd, hetwelk inhoudt dat de verdachte alle aanwijzingen van de reclassering dient op te volgen, ook indien dit inhoudt dat hij psychologische behandeling dient te ondergaan en/of een agressie regulatie training moet volgen,
- de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van Afl. 1.251,- en de afwijzing van hetgeen overigens is gevorderd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer P-2020/09049 ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
In de zaak met parketnummer P-2020/09049
1. dat hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 25 oktober 2020 in Aruba door geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende hij, verdachte, meermalen zijn penis en/of een vibrator in de vagina en/of de anus en/of de mond van die [aangeefster] gebracht en/of gehouden en welk geweld of die andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
- tegen die [aangeefster] heeft gezegd dat hij haar in stukken zou snijden en een stuk van haar vlees zou eten en/of
- die [aangeefster] meermalen in het gezicht geslagen en/of
- aan de haren van die [aangeefster] getrokken;
2. dat hij op of omstreeks 25 oktober 2020 in Aruba, meermalen, althans eenmaal, [aangeefster], met een of meer wapens, te weten een telefoon en een vibrator, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, heeft geslagen;
3. dat hij op of omstreeks 25 oktober 2020 in Aruba, meermalen, althans eenmaal, [aangeefster] met zijn vuisten in het gezicht en/of tegen de armen, althans het lichaam, heeft geslagen;
4. dat hij op of omstreeks 25 oktober 2020 in Aruba, [aangeefster] heeft bedreigd met verkrachting en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931door in dreigende toon tegen die [aangeefster] in het Spaans te zeggen: “Vamos para el cuarto. Vas a ser mi pera. Vas a ser mi puta. Vas a sacar mi leche i tragarte la” en/of “Ya tengo el machete preparado i afilado. Te voy a descaurtizar. Hasta voy a tragarme tu carne. Me voy preso felis. Mucho que me dan son tres años. Maldita que tu me metiste presa. Yo ya se como es. Yo voy a estar preso felis. Porque te he matado”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
In de zaak met parketnummer P-2019/16936
dat hij op of omstreeks 17 november 2019 in Aruba, [aangeefster] heeft mishandeld door die [aangeefster]
- te wurgen, althans de hals van die [aangeefster] met kracht vast te grijpen en/of
- meermalen, althans eenmaal in/tegen het gezicht te slaan.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Feit 1 (verkrachting) in de zaak met parketnummer P-2020/09049
De officier van justitie heeft gevorderd dat bewezen zal worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. Volgens de officier van justitie is de aangifte geloofwaardig en betrouwbaar en vindt deze bovendien in voldoende mate steun in de verklaring van de zoon van de aangeefster.
De verdachte heeft vanaf het begin stellig ontkend dat er sprake is geweest van seksuele gemeenschap en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting.
Gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte is voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde verkrachting vereist dat de aangifte wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daarnaast dient het Gerecht, op grond van de inhoud van die bewijsmiddelen (al dan niet in onderlinge samenhang bezien), de overtuiging te hebben dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Het Gerecht is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en overweegt hiertoe als volgt.
Het Gerecht is anders dan de officier van justitie van oordeel dat de verklaring van de zoon van de aangeefster, geen ondersteuning biedt voor de ten laste gelegde verkrachting. Uit de verklaring van de zoon van de aangeefster kan enkel de conclusie worden getrokken dat de verdachte en de aangeefster ruzie met elkaar hadden en dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld. Deze verklaring biedt naar het oordeel van het Gerecht geen steun voor de verklaring van de aangeefster dat sprake is geweest van seksuele gemeenschap tussen de verdachte en de aangeefster en dat zij door de verdachte met geweld is verkracht. De verklaring van de aangeefster wordt door de inhoud en de aard van de verklaring van de zoon niet bevestigd.
Het Gerecht ziet ook geen steun voor verkrachting in het feit dat de aangeefster tijdens het afleggen van haar aangifte tegenover de politie hysterisch aan het huilen was. Het Gerecht is van oordeel dat, gelet op het feit dat ze die bewuste dag door de verdachte is mishandeld, het goed kan zijn dat de aangeefster onder die omstandigheden emotioneel werd en in huilen uitbarstte. Onder deze omstandigheden biedt het feit dat de aangeefster emotioneel werd toen ze haar aangifte aflegde, onvoldoende overtuigend steunbewijs voor de gestelde verkrachting.
Bovendien is er bij het zedenonderzoek op 26 oktober 2020 geen bijzonderheden aan de vagina en de anus van de aangeefster geconstateerd, hetgeen gelet op de verklaring van de aangeefster ten aanzien van het geweld voor de hand had gelegen.
Voorts heeft geen bemonstering plaatsgevonden van de vagina en anus van de aangeefster om vast te stellen of inderdaad sprake is geweest van seksuele gemeenschap (bijvoorbeeld onderzoek naar sperma).
De verdachte zal daarom van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feiten 2 en 4 in de zaak met parketnummer P-2020/09049
Het Gerecht is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 en 4 ten laste gelegde (mishandeling met een telefoon en een vibrator en bedreiging). De verklaring van de aangeefster wordt niet gesteund door enig ander bewijsmateriaal. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen en zal verdachte vrijspreken van het onder 2 en 4 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer P-2020/09049 onder 3 en in de zaak met parketnummer P-2019/16936 is ten laste gelegd, met dien verstande:
In de zaak met parketnummer P-2020/09049
3. dat hij op
of omstreeks25 oktober 2020 in Aruba,
meermalen,
althans eenmaal, [aangeefster]
met zijn vuistenin het gezicht
en/of tegen de armen, althans het lichaam,heeft geslagen;
In de zaak met parketnummer P-2019/16936
dat hij op
of omstreeks17 november 2019 in Aruba,
[aangeefster] heeft mishandeld door
die [aangeefster]
-
te wurgen, althansde hals van die [aangeefster] met kracht vast te grijpen en
/of
- meermalen
, althans eenmaal in/tegen het gezicht te slaan;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij, daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer P-2020/09049
3. Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba
In de zaak met parketnummer P-2019/16936
Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen mishandelen van zijn echtgenote. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn en letsel gekregen. De mishandeling op 17 november 2019 vond buiten plaats op de openbare weg, waardoor omstanders ongewild getuige waren van dit feit. De mishandeling op 25 oktober 2020 vond plaats in de destijds gezamenlijke woning, een plek waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig moest kunnen voelen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Nu gelet op het reclasseringsrapport sprake is van een verhoogd recidiverisico, is het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te melden straf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [aangeefster] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt totaal Afl. 3.585,50 aan materiële schade.
De verdediging heeft de vordering gemotiveerd betwist.
De vordering ten aanzien van de facturen van het ziekenhuis HOH en ImSan
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (mishandeling) rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van Afl. 1.251,50 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de vordering (11 juni 2021). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat deze vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De vordering ten aanzien van de huurkosten
Niet is komen vast te staan dat de gestelde schade ten aanzien van de huur en deposit (ad Afl. 1.400,-) waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het in de zaak met parketnummer P-2020/09049 bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal, gelet op het vorenstaande, niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering.
De vordering ten aanzien van de psychologische behandelingen
De benadeelde partij zal in deze vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Voor toewijzing van deze vordering moet komen vast te staan dat het slachtoffer door het bewezenverklaarde geestelijk letsel heeft opgelopen waarvoor de gestelde psychologische behandelingen/sessies noodzakelijk zijn. Dit zal in de regel betekenen dat een rapportage door een deskundige onontbeerlijk is. De benadeelde partij heeft de gestelde trauma niet onderbouwd met een rapportage. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen in haar vordering en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:22 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer P-2020/09049 onder 1, 2 en 4 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer P-2020/09049 onder 3 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer P-2019/16936 ten laste gelegde, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
honderdtachtig (180) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
zeventien (17) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
twee (2) jaren,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook als dat inhoudt dat de verdachte zich onder behandeling laat stellen van een psycholoog en een agressie regulatie training moet volgen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [aangeefster] geleden schade toe tot een bedrag van
Afl. 1.251,50 (zegge: duizendtweehonderdeenenvijftig gulden en vijftig cent),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juni 2021 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mw. M.V. Alvarez, (zittingsgriffier), en op 2 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: