ECLI:NL:OGEAA:2021:335

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
182 van 2021
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van de Landsverordening in-, uit- en doorvoer door het niet uitklaren van een motorschip binnen de Arubaanse territoriale wateren

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte, een schipper, beschuldigd van het niet uitklaren van zijn motorschip voordat het Aruba verliet. De zaak werd op 17 mei 2021 behandeld, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Marchena. De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, eiste een geldboete van Afl. 1000,-. De verdediging voerde aan dat het schip niet uitklaren noodzakelijk was, omdat het zich binnen de territoriale wateren bevond. Het Gerecht verwierp dit verweer en oordeelde dat de Landsverordening in-, uit- en doorvoer (LIUD) ook binnen de territoriale wateren van Aruba van toepassing is. De verdachte werd schuldig bevonden aan overtreding van artikel 168 van de LIUD, dat vereist dat schepen worden uitgeklaard voordat ze Aruba verlaten, tenzij ze onder specifieke vrijstellingen vallen. Het Gerecht legde een geldboete op van Afl. 800,- of 16 dagen hechtenis als alternatief. De uitspraak vond plaats op 7 juni 2021.

Uitspraak

Parketnummer: P-2020/05597
Zaaknummer: 182 van 2021
Uitspraak: 7 juni 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Marchena, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een geldboete van Afl. 1000,-.
De raadsman heeft, conform de door hem overgelegde pleitnota, bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Overigens heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat verdachte op of omstreeks 16 juni 2020 het motorschip ‘[naam motoschip]’ heeft laten vertrekken van Aruba zonder de Inspecteur (tijdig) te verzoeken om het schip uit te klaren en/of na zo nodig gevisiteerd te zijn, terwijl het motorschip niet valt onder een van de in artikel 17 en 18 genoemde van inklaring vrijgestelde vaartuigen.
(artikel 168 van de Landsverordening in-, uit- en doorvoer)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat verdachte op
of omstreeks16 juni 2020 het motorschip ‘[naam motoschip]’ heeft laten vertrekken van Aruba zonder de Inspecteur
(tijdig)te verzoeken om het schip uit te klaren en
/ofna zo nodig gevisiteerd te zijn, terwijl het motorschip niet valt onder een van de in artikel 17 en 18 genoemde van inklaring vrijgestelde vaartuigen.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Aruba.
1. De
verklaring van de verdachte, op 17 mei 2021 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik ben de kapitein van “[naam motorschip]”. Op de bewuste dag ging ik op drie à vier nautische mijlen afstand van de kust van Aruba een tanker bevoorraden.
2. Een proces-verbaal van bekeuring d.d. 30 september 2020, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 16 juni 2020, omstreeks 13:45 uur, werd ik, [verbalisant], door collega [naam collega], Kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse, ingedeeld bij de Sectie Haven, op de hoogte gesteld dat het motorschip “[naam motoschip]” vertrokken was zonder uit te klaren. Omstreeks 14:10 uur meldde zich een man die zich identificeerde als kapitein van voornoemd schip dat op 16 juni 2020 was vertrokken zonder uit te klaren.
Uit zijn rijbewijs kon ik het volgende opmaken:
  • naam en voornamen : [verdachte]
  • geboortedatum : [geboortedatum] 1987.
3. Een proces-verbaal van aanvulling d.d. 2 februari 2021, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Het motorschip [naam motorschip] is blijkens het door de “Autoridad Marítima de [vestigingsplaats]” afgegeven “Navigation Provisional Registry” een “Crew Boat”. Voornoemd motorschip wordt gebruikt voor het vervoeren van goederen en het verlenen van andere diensten aan schepen die zich in de Arubaanse territoriale zee bevinden.
Op genoemde datum en tijd vertrok voornoemd motorschip om doorvoergoederen te vervoeren naar de olietanker [naam olietanker], welk schip zich in het “redegebied” in de Arubaanse territoriale zee bevond.
Bij dit proces-verbaal is een kopie registratie “Navigation Provisional Registry” toegevoegd.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe – samengevat – aangevoerd dat de verdachte als kapitein van het motorschip “[naam motorschip]” op de bewuste dag met dit motorschip een olietanker, die zich in het redegebied in de territoriale wateren van Aruba bevond, ging bevoorraden en dat het motorschip dus niet van Aruba was vertrokken. Volgens de raadsman dient een schip slechts te worden uitgeklaard indien het zich buiten de Arubaanse territoriale wateren begeeft. Nu dit niet het geval was, hoefde de verdachte, aldus de raadsman, de “[naam motorschip]” ook niet uit te klaren.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen staan voor het Gerecht de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte is kapitein van het motorschip “[naam motorschip]”. Het motorschip wordt onder meer gebruikt om schepen die zich in de territoriale wateren van Aruba bevinden van voorraden te voorzien. In het onderhavige geval heeft [naam motorschip] een olietanker (“[naam olietanker]”), die zich op drie à vier zeemijlen vanaf de kust van Aruba bevond, met doorvoergoederen bevoorraad. De verdachte heeft de desbetreffende douaneautoriteit niet verzocht om [naam motorschip] vóór zijn vertrek uit te (laten) klaren.
Vooropgesteld moet worden dat de wetgever met de Landsverordening in-, uit- en doorvoer (hierna: LIUD) naast een heffingenstelsel tevens een stelsel van formaliteiten en toezicht in het leven heeft geroepen met betrekking tot alle het Land Aruba binnenkomende en uitgaande goederen. Middels de uit dit stelsel voortvloeiende bevoegdheden houdt de douane toezicht op goederen en op de vervoermiddelen waarin of waarop zij zich eventueel bevinden. Deze goederen worden via wettelijk voorgeschreven handelingen – zoals het inklaren, het doen van aangifte en het uitklaren – het land in-, uit- of doorgevoerd.
Met betrekking tot de uitklaring is in artikel 168 LIUD bepaald dat geen schip, behalve die welke krachtens artikel 17 of 18 van inklaring zijn vrijgesteld, van Aruba mag vertrekken zonder op verzoek van de schipper door de Inspecteur te zijn uitgeklaard.
De voorschriften van de LIUD zijn ingevolge artikel 2 van deze wet van toepassing op het gebied van het Land Aruba. Dit gebied omvat niet alleen het eiland maar ook een strook water van 12 zeemijlen, de territoriale zee, die zich vanaf de kust zeewaarts uitstrekt. [2] Binnen de territoriale zee van Aruba bevinden zich, ingevolge artikel 32 van de Haven- en redeverordening juncto artikel 3 van het Landsbesluit aanwijzing zeehavens en redegebieden, ook redegebieden, waar schepen hun lading direct in een ander schip kunnen lossen of kunnen ankeren. [3]
Het Gerecht concludeert uit het bovenstaande dat de LIUD (en daarmee het toezicht- en formaliteitenstelsel) ook binnen de territoriale wateren van Aruba (inclusief het redegebied) gelding heeft.
Naar het oordeel van het Gerecht was “[naam motorschip]” en de verdachte als haar schipper, zowel bij vertrek uit de haven als tijdens de bevoorrading in de territoriale zee van Aruba, onder de werking van het regime van de LIUD en daarmee van het verbod vervat in artikel 168 LIUD. De wetgever heeft vissersvaartuigen (ingevolge artikel 17 LIUD) en de in artikel 18, eerste lid, LIUD opgesomde schepen van uitklaring uitgezonderd, mits deze categorieën vaartuigen/schepen aan de voorwaarden opgenomen in vermelde artikelen voldoen. Doch uit de gebezigde bewijsmiddelen en uit het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat het motorschip in kwestie onder een van deze categorieën vaartuigen/schepen valt. Artikel 168 LIUD is derhalve onverkort op de verdachte van toepassing is.
Het Gerecht is derhalve van oordeel dat, nu de verdachte geomitteerd heeft het schip uit te klaren terwijl hij dat volgens de wet behoorde te doen, hij in strijd heeft gehandeld met het verbod van artikel 168 LIUD.
De stelling van de raadsman dat uitklaring slechts moet plaatsvinden indien een schip de territoriale wateren van Aruba verlaat, vindt in het licht van het voren overwogene, geen steun in de wet. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 168 van de Landsverordening in-, uit- en doorvoer,
strafbaar gesteld bij artikel 252 van deze landsverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van een verbodsbepaling van de LIUD. Hij heeft als schipper van een motorschip vóór zijn vertrek uit de haven van Aruba dat schip niet uitgeklaard. Met het uitklaren van schepen oefent de douane de hem bij wet toegekende toezichtbevoegdheid uit en kunnen door het houden van dat toezicht (onder meer) eventuele rechten worden geheven. De uitklaring is een onmisbare schakel in het stelsel van toezicht en heffing van de douane. Het niet uitklaren is een ernstige inbreuk op voormeld stelsel van toezicht en heffing. Het Gerecht rekent dit de verdachte aan.
Voorts houdt het Gerecht rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, nooit eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te melden geldboete passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:54, 1:55, 1:58 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
Afl. 800,- (zegge: achthonderd florin), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door zestien
(16) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D.J. Jansen, bijgestaan door mr. E.M.J. Jandroep, zittingsgriffier, en op 7 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften van de Inspectie Invoerrechten en Accijnzen Aruba (Sectie Haven) d.d. [datum 1] 2020 en [datum 2] 2021, geregistreerd onder proces-verbaalnummers [nummer 1] en [nummer 2].
2.Artikel 1 van de Haven- en redeverordening (AB 2012 no. 31) jo. artikel 1 van het Besluit uitbreiding territoriale zee van het Caribisch deel van het Koninkrijk (Stb. 1985 no. 559) jo. artikel 3 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Trb. 1984, 55; inwerkingtreding 16 november 1994, Trb 1996, 272).
3.Artikel 1 van de Haven- en redeverordening (AB 2012 no. 31)