ECLI:NL:OGEAA:2021:332

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
67 van 2021
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van sieraden uit woning door inklimming met schadevergoeding

Op 7 mei 2021 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een groot aantal sieraden uit een woning door middel van inklimming. De verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en thans gedetineerd in Aruba, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena. Tijdens de openbare terechtzitting op 16 april 2021 heeft de officier van justitie, mr. T.M. Rethmeier, gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zou verklaren en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De benadeelde partij heeft zich gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding van Afl. 10.000,-, maar het Gerecht heeft slechts een deel van de gevorderde schade, Afl. 1.000,-, toegewezen.

De tenlastelegging omvatte diefstal op of omstreeks 21 oktober 2020 in Aruba, waarbij de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening sieraden heeft weggenomen uit de woning van de benadeelde partij. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Het Gerecht heeft het bewezen verklaarde gekwalificeerd als diefstal in een woning, strafbaar gesteld bij artikel 2:290 juncto artikel 2:289 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.

Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het Gerecht rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoon van de verdachte. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten en het feit dat hij het bewezen verklaarde heeft gepleegd tijdens een proeftijd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden moet krijgen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van Afl. 1.000,- aan de benadeelde partij, met een schadevergoedingsmaatregel van twintig dagen hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Parketnummer: P-2020/09221
Zaaknummer: 67 van 2021
Uitspraak: 7 mei 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij, [benadeelde partij], heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. T.M. Rethmeier, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van Afl. 10.000,-, de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in hetgeen zij overigens heeft gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 21 oktober 2020 in Aruba, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning of op een bij een woning behorend besloten erf, te weten [adres benadeelde partij], terwijl verdachte opzettelijk en wederrechtelijk in die woning/op dat erf, in gebruik bij [benadeelde partij], vertoefde, heeft weggenomen een (of meer) siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of (een) valse sleutel(s).
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks21 oktober 2020 in Aruba, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning
of op een bij een woning behorend besloten erf, te weten [adres benadeelde partij], terwijl verdachte opzettelijk en wederrechtelijk in die woning
/op dat erf,in gebruik bij [benadeelde partij], vertoefde, heeft weggenomen
een (of meer)siera
(a)d
(en
), in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan die [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/of hetdeweg te nemen goed
erenonder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/ofinklimming
en/of (een) valse sleutel(s).
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenver-klaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal ver-volgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal in een woning, door iemand die artikel 2:65 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba heeft overtreden, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming,
strafbaar gesteld bij artikel 2:290 juncto artikel 2:289, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Meer in het bijzonder heeft het Gerecht het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een groot aantal sieraden uit een woning door middel van inklimming. Diefstallen uit een woning veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat vreemden in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De verdachte is, zo blijkt uit zijn strafkaart, eerder onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten (doch is geen veelvuldig recidivist). De verdachte heeft het bewezen verklaarde voorts gepleegd in een proeftijd van een opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Verder heeft het Gerecht in het nadeel van de verdachte mee laten wegen dat niet alle weggenomen sieraden aan de benadeelde partij zijn teruggegeven.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te melden gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij, [benadeelde partij], heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot materiële schadevergoeding. Deze bedraagt - naar het gerecht begrijpt - totaal Afl. 23.351,- en bestaat uit de volgende schadeposten:
  • twee deursloten (Afl. 196,-)
  • één deurknop
  • installatiekosten (Afl. 100,-)
  • waarde weggenomen en nog niet teruggegeven sieraden (geschat op Afl. 23.000,-).
Ten aanzien van de deursloten, deurknop en installatiekosten
De benadeelde partij zal in haar vordering ten aanzien van de deursloten, deurknop en installatiekosten niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de sieraden
De verdediging heeft de hoogte van de vordering ten aanzien van de sieraden gemotiveerd betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De stelling van de benadeelde partij, dat de verdachte meer sieraden heeft weggenomen dan reeds aan haar terug is gegeven, wordt door de verdachte niet weersproken. Het Gerecht acht voor toewijzing vatbaar (een deel van) de gevorderde materiële schade ten aanzien van de sieraden, door het Gerecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geschat op Afl. 1.000,- (zegge: duizend gulden). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering ten aanzien van de sieraden voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak, temeer daar de verdediging de hoogte van deze schade gemotiveerd heeft betwist, hetgeen op zichzelf dikwijls al reden is voor (gedeeltelijk) niet-ontvankelijk verklaring van de (geschatte) vordering. De benadeelde partij heeft haar vordering ook niet met bewijsstukken gestaafd en kan daarom in zoverre niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:62 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
acht (8) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade toe tot een bedrag van
Afl. 1.000,- (zegge: duizend gulden),en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Afl. 1.000,- (zegge: duizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door twintig (20) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 7 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: