ECLI:NL:OGEAA:2021:323

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
387 van 2021
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door huisarts met assistente tijdens medische behandeling

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte, een huisarts, beschuldigd van ontucht met zijn assistente. De feiten dateren van 19 maart 2019, toen de assistente, die zich als patiënt tot de verdachte had gewend voor medische zorg, tijdens een behandeling ongepast werd aangeraakt. De verdachte heeft de assistente een injectie gegeven voor rugpijn en haar vervolgens gevraagd om op een behandelbed te liggen, waar hij haar rug heeft gemasseerd. Tijdens deze behandeling heeft hij haar op een seksuele wijze aangeraakt, wat leidde tot de aangifte van de assistente. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar het Gerecht oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen. De officier van justitie had een taakstraf en een gevangenisstraf geëist, maar het Gerecht legde uiteindelijk een geldboete op van Afl. 2000,- en een voorwaardelijke taakstraf van 80 uur met een proeftijd van twee jaar. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat deze niet in de strafzaak konden worden behandeld. Het Gerecht benadrukte de ernst van de handelingen van de verdachte, die het vertrouwen van de assistente als zijn patiënt had geschonden.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/13711
Zaaknummer: 387 van 2021
Uitspraak: 15 juli 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum]1967 in Irak,
wonende in Aruba, te [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez, advocaat in Aruba.
Mevrouw [aangeefster 1] en mevrouw [aangeefster 2] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces. Ter terechtzitting, alwaar zij zijn verschenen bij hun gemachtigde, de advocaat mr. S.A. Kock, hebben zij een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft ter terechtzitting gerekwireerd.
De verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1

hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks
19 maart 2019te Aruba, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid (telkens)
[aangeefster 2]heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, een en ander (telkens) hierin bestaande, dat verdachte onverwachts/onverhoeds en/of ondanks het door die [aangeefster 2] verbaal en/of lichamelijk gepleegde verzet
  • de bil(len) van die [aangeefster 2] heeft vastgepakt en/of vast gehouden, althans heeft betast en/of
  • de rug van die [aangeefster 2] heeft gestreeld en/of gekust en/of
  • de arm(en) van die [aangeefster 2] heeft gestreeld en/of
  • de benen van die [aangeefster 2] (met kracht)heeft vast gepakt en/of vast gehouden en/of de benen van die [aangeefster 2] heeft geopend;

Artikel 2:201 Wetboek van Strafrecht Aruba

althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks
19 maart 2019te Aruba, (telkens) ontucht heeft gepleegd met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd,
te weten [aangeefster 2], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, werkzaam als arts/dokter, althans werkzaam in de gezondheidszorg, (telkens)
  • de bil(len) van die [aangeefster 2] heeft vastgepakt en/of vast gehouden, althans heeft betast en/of
  • de rug van die [aangeefster 2] heeft gestreeld en/of gekust en/of
  • de arm(en) van die [aangeefster 2] heeft gestreeld en/of
  • de benen van die [aangeefster 2] (met kracht)heeft vast gepakt en/of vast gehouden en/of de benen van die [aangeefster 2] heeft geopend;

Artikel 2:208 lid 2 sub c Wet

Feit 2

hij op of omstreeks
7 februari 2019te Aruba, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
[aangeefster 1]heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, een en ander hierin bestaande dat verdachte onverwachts/onverhoeds en/of ondanks het door die [aangeefster 1] verbaal en/of lichamelijk gepleegde verzet
- de bil(len) van voornoemde [aangeefster 1] heeft vastgepakt en/of vast gehouden, althans heeft betast;

Artikel 2:201 Wetboek van Strafrecht Aruba

Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van het tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het Gerecht de onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde feiten, te weten telkens feitelijke aanranding van de eerbaarheid, bewezen zal verklaren. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De aangiftes van de twee aangeefsters staan niet op zichzelf. Ze versterken elkaar. Beide aangeefsters verklaren over ontuchtige handelingen gepleegd door de verdachte, die toen hun werkgever was. Daar tegenover staat de ontkenning van de verdachte. Er is ook voldoende steunbewijs in de verklaringen van de partners van de aangeefsters en de moeder van aangeefster [aangeefster 2]. Weliswaar is telkens sprake van dezelfde bron, maar er zijn ook whatsapp gesprekken in het dossier, waarin de aangeefster duidelijk te kennen geeft dat zij de massage niet appropriate vond en dat ze er niet van gediend was.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak van de verdachte bepleit.
Het oordeel van het Gerecht
* ten aanzien van feit 2
Het Gerecht is van oordeel dat voor het onder 2 ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, en overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster [aangeefster 1], die vanaf januari 2016 tot en met 7 februari 2019 als doktersassistente bij de huisartsenpraktijk van de verdachte werkte, heeft bij haar aangifte op 3 april 2019 verklaard dat zij op 7 februari 2019 onder de tafel gebukt was om de computerkabels vast te maken, toen de verdachte binnenkwam en tegen haar zei “mag ik kunnen kijken of het niet gemaakt is” en haar met één hand aan haar achterwerk vast greep.
Volgens de aangeefster was zij de computerkabels aan het vastmaken, omdat zij en haar collega die dag de computers hadden verplaatst.
De verdachte heeft zowel tijdens zijn verhoor bij de politie als ter terechtzitting verklaard, dat de computers in januari 2019 door een bedrijf zijn geplaatst en sindsdien niet van hun plek zijn verplaatst. Hij betwist dan ook dat de aangeefster gebukt onder de tafel was en hij ontkent dat hij haar aan haar billen zou hebben vastgegrepen.
De aangeefster heeft bij de aangifte ook verklaard dat zij, nadat de verdachte haar aan haar achterwerk had vast gegrepen, hem had geslagen en tegen hem had gezegd: “
Cu mi si bo no ta bai hasie eseynan”.
Hierop heeft de verdachte te kennen gegeven dat de aangeefster nooit Papiaments met hem sprak en dat ze alleen in het Nederlands met elkaar communiceerden.
Verder hebben zowel de verdachte als aangeefster [aangeefster 1] verklaard, dat de verdachte [aangeefster 1] op 7 februari 2019 aan het einde van de werkdag heeft ontslagen, vanwege diefstal. Uit de door verdachte ter terechtzitting overgelegde beëindigingsovereenkomst tussen de verdachte als werkgever, en de aangeefster als werkneemster van 7 februari 2019, volgt dat partijen de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden met onmiddellijke ingang hebben beëindigd, omdat op die datum een dringende reden voor ontslag op staande voet, zijnde regelmatige diefstal van geld uit de portemonnee van de werkgever, is vastgesteld.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een zogenoemde spy-camera in zijn kantoor had geplaatst, nadat meermalen op onverklaarbare wijze geld uit zijn portemonnee verdween. Op de videobeelden gemaakt op 5 februari 2019 zag hij dat zijn assistent, [aangeefster 1], kennelijk iets zwarts, dat op een portemonnee lijkt, pakt van de plek waar zijn portemonnee ligt, en daaruit haastig iets haalt, waarna zij het zwarte voorwerp, dat op een portemonnee lijkt, terugzet. Hierna heeft hij direct contact opgenomen met zijn advocaat die hem heeft geadviseerd om zijn assistent te ontslaan.
Voor de verweten handeling, namelijk dat de verdachte aangeefster [aangeefster 1] op 7 februari 2019 bij haar achterwerk heeft vastgegrepen, is behalve de aangifte van [aangeefster 1], geen ander (steun)bewijs voorhanden. Bovendien acht het Gerecht het niet geloofwaardig dat een werkgever die voornemens is een werkneemster te ontslaan, haar uitgerekend op die dag aan haar billen vastgrijpt, terwijl hij zulks nooit eerder heeft gedaan.
*
ten aanzien van feit 1 primair
Het Gerecht is verder van oordeel dat voor het primair onder 1 ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte wordt onder feit 1 primair verweten, dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van aangeefster [aangeefster 2]. Volgens haar aangifte was zij op 19 maart 2019 werkzaam als doktersassistente in de huisartsenpraktijk van de verdachte en werd zij, omdat zij veel last had van rugpijn en zij ook patiënt was van de verdachte, die dag door de verdachte behandeld. De verdachte heeft beaamd dat hij mevrouw [aangeefster 2] die dag wegens rugpijn heeft behandeld. Volgens de aangeefster heeft de verdachte haar tijdens of bij de behandeling ontuchtig aangeraakt. De verdachte ontkent dit.
Dat sprake zou zijn geweest van geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of andere feitelijkheid volgt niet uit de aangifte noch uit de andere bewijsmiddelen.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
een of meer tijdstippen op of omstreeks19 maart 2019inAruba,
(telkens)ontucht heeft gepleegd met iemand die zich als patiënt
of cliëntaan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd,
te weten [aangeefster 2], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, werkzaam als arts
/dokter, althans werkzaam in de gezondheidszorg, (telkens)
  • de bil
  • de rug van die [aangeefster 2] heeft gestreeld en
  • de arm
  • de benen van die[aangeefster 2]
    (met kracht) heeft vast gepakt en/of vast gehouden en/of de benen van die[aangeefster 2]
    heeft geopend.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen expliciete landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Aruba.
1.
Bijlage3: Het proces-verbaal van aangifte van 3 april 2019, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de aangeefster [aangeefster 2]:
Op 1 oktober 2018 begon ik bij de kantoor Medische Praktijk [naam praktijk verdachte] N.V. voor dokter [verdachte] als doktersassistent te werken. Voordat ik daar begon te werken was [verdachte] al mijn huisarts. Op 19 maart 2019 ging ik naar werk met hevige rugpijn, waardoor ik niet rechtop kon staan. Dokter [verdachte] zag dit en zei dat hij mij een injectie kon geven voor de pijn. Hij verzocht mij toen om naar zijn kantoor te gaan zodat hij mijn rug kon behandelen. Hierna gaf hij mij de injectie.
In de namiddaguren kwam ik weer op werk en de dokter vroeg aan mij hoe het verder was met mijn rug. Ik gaf hem toen te weten dat de injectie niet echt met de pijn had geholpen. Hij zei toen dat hij mijn rug zou moeten kraken. Na zijn laatste patiënt vroeg hij me om in zijn kantoor te komen. Hij vroeg mij om mijn bloes en mijn bh uit te doen en om op het bed te gaan liggen. Ik ging op mijn buik liggen en ik had mijn bh nog aan. Hij begon mijn rug te masseren. Hij deed mijn bh open en zei dat ik sexy dingen droeg. Hierna kraakte hij mijn rug. Daarna bleef hij mijn spieren masseren. Mijn rug was droog en de dokter ging toen lubricant gel halen. Toen hij terugkwam lag ik nog op mijn buik op het bed. Hij deed mijn benen uit elkaar en ging tussen mijn benen staan zodat hij mijn rug met lubricant gel kon smeren. Op een gegeven moment ging hij van masseren naar strelen. Hij streelde mij van mijn onderrug naar mijn bovenrug, vervolgens mijn armen tot mijn vingertoppen terwijl hij tussen mijn benen stond. Na ongeveer 3 keren dat hij dit had gedaan verzocht ik hem om ermee te stoppen. Hij gaf geen gehoor hieraan en ging door met strelen. Vervolgens voelde ik hoe hij mijn achterwerk met beide handen vastgreep en mij aan mijn onderrug kuste. Hierna ging hij naar achteren en ik vroeg hem om mijn bh weer vast te maken. Ik stond toen op en deed mijn bloes aan. Ik kon niet geloven wat er net was gebeurd. Toen ik in de auto stapte begon ik te huilen. Hierna ging ik naar het huis van mijn moeder en ik heb haar verteld wat er was gebeurd. Ik had haar verteld dat de dokter mij aan mijn achterwerk had betast. Ik voelde mij niet goed en ik was erg droevig. Ik kon de hele avond niet slapen. De volgende morgen vertelde ik mijn vriend, [getuige 1], dat ik de dag daarvoor door de dokter seksueel werd betast en ik begon te huilen. Mijn vriend werd erg kwaad. Ik heb vervolgens de dokter een bericht gestuurd. Ik gaf hem te weten dat ik het over het gebeurde met hem wilde hebben. Ik gaf hem te weten dat ik me helemaal niet op mijn gemak had gevoeld en dat ik helemaal bevroren was toen hij dat met mij had gedaan. Ik gaf hem te weten dat de massage niet geschikt was en dat ik niet op dat manier behandeld wil worden.
2.
Bijlage 5: Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 3 juli 2019, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de getuige:
Dit jaar begon mijn vriendin [aangeefster 2] te werken bij de dokter [verdachte]. Ergens in april, ik herinner me de exacte datum niet, werd ik wakker en ik trof [aangeefster 2] in de woonkamer in de sofa. Ik vroeg haar toen of zij niet ging werken. Zij zei dat ze mij iets te vertellen had, en begon te huilen. [aangeefster 2] vertelde mij toen dat zij last had van haar rug en dat de dokter haar had aangeboden om haar rug te masseren. Toen de dokter bezig was haar te masseren, heeft hij haar seksueel betast door haar aan haar achterwerk aan te raken. Ik werd toen erg boos en vroeg haar zelfs of zij zich op een zodanige manier had gedragen dat zij de dokter had verleid.
3.
Bijlage13: Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 25 juli 2019, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 2], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de getuige:
Op een dag in maart van dit jaar zei [aangeefster 2], voordat ze naar haar werk ging tegen mij dat zij veel hoofdpijn en rugpijn had. Toen [aangeefster 2] die middag thuis kwam eten zei ze tegen mij dat de dokter haar een injectie had gegeven tegen de rugpijn, maar dat de injectie niet had geholpen om de pijn te verminderen. Ik gaf haar een paracetamol en zij ging terug naar werk.
Zij vertelde mij later dat de dokter haar rug had gekraakt en haar daarna begon te masseren. Terwijl hij haar rug masseerde, ging hij met zijn handen steeds meer naar voren en daarna ook meer naar beneden. Zij vertelde mij dat zij tweemaal tegen de dokter had gezegd dat zij de manier waarop de dokter haar masseerde niet leuk vond. Zij vertelde mij dat de dokter haar als laatst bij haar kont vasthield en haar boven haar kont kuste.
4.
Bijlage6: Het proces-verbaal van bevinding van 16 juli 2019 en bijlagen, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 2] (bijlage 6), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de verbalisant:
Op, 9 juli 2019, heb ik, [verbalisant 2], telefonisch contact opgenomen met de aangeefster [aangeefster 2]. Zij deelde mij mede dat zij de whatsapp berichten tussen haar en dokter [verdachte] had en ook enkele geluidssegmenten die zij had opgenomen toen zij dokter [verdachte] confronteerde.
Op 9 juli, ontving ik bedoelde whatsapp berichten en 2 geluidsopnamen. Bedoelde whatsapp berichten zijn uitgeprint en zijn als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Voormelde geluidssegmenten zijn afgeluisterd en daarin is het volgende te horen:
Mannenstem: Helaas is het anders bij jou. Ik wist niet van je voorgeschiedenis. Het was niet mijn bedoeling om iets te bereiken. Begrijp je?
Vrouwenstem: Ja, ik voelde me echt niet op mijn gemak toen u mijn billen hebt aangeraakt, toen ik op mijn rug werd gekust.
Mannenstem: Ik vind het wel goed dat je dat tegen mij hebt gezegd. Maar echt waar, ik heb nooit met dit om iets te bereiken.
whatsapp bericht van 20 maart 2019 tussen verdachte [verdachte] en aangeefster[aangeefster 2]
Gestuurd door aangeefster om 06:28:
“Bon Dia [verdachte], ik wil met u over hebben de gebeurtenis van gistermiddag. Ik voelde mij totaal niet op mijn gemak en ik was helemaal bevroren. Voor 2 jaar lang was ik slachtoffer van seksueel misbruik door iemand die wij allemaal vertrouwden. Gister “de massage” was niet appropriate en ik weiger om zo behandeld te worden. Ik heb helemaal niet geslapen, vandaag kan ik ook niet komen werken. Ik moet mezelf weer vinden.”
Gestuurd door verdachte om 07:32:
“Bon Dia. Sorry maar het was nooit mijn bedoeling om jou dat gevoel te geven. Jij liep de hele dag tegen mij te zeggen dat je rugpijn hebt. Ik wilde jou helpen daarom ook deze injectie die ik je eerst gegeven hebt. Daarna zei jij dat je nog steeds rugpijn hebt. Je vroeg over rug kraken. Ik zei ik doe het voor je en dat heb ik gedaan zonder enige bij bedoeling. Ik heb je rug gemasseerd en gekraakt met als doel zodat jij snel beter wordt dat ik niet alleen zal zijn. Sorry nogmaals maar het als ik je andere gevoel geven heb. Geloof mij mijn bedoeling was jou snel beter krijgen zodat jij niet thuis blijft en mij alleen laat.”
5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 juli 2019, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 2] (bijlage 9), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de verdachte:
Ik ben huisarts. Op 19 maart 2019 heb ik [aangeefster 2] een pijnstiller injectie in haar bil gegeven. Daarna bleef ze vragen of ik haar rug kon kraken of masseren en dat heb ik later die dag gedaan. [aangeefster 2] mocht gaan liggen en zij heeft haar shirt uitgedaan. Het klopt dat ik haar bh heb open gedaan. Het klopt ook dat ik haar rug heb gemasseerd.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het bewezenverklaarde
Met de strafbaarstelling in artikel 2:208, tweede lid en onder sub c van het Wetboek van Strafrecht van Aruba van "degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd" is beoogd strafrechtelijke bescherming te bieden tegen seksuele benadering van de zijde van de genoemde hulpverleners. Daarbij is uitgangspunt dat de strafbaarstelling in dat artikel, gelet op de strekking daarvan, geldt voor alle gevallen waarin tussen de betrokkenen een relatie als in deze wetsbepaling bedoeld bestaat (vgl. HR 30 maart 1999, NJ 1999/482). Deze bepaling beschermt de patiënt of cliënt onder meer tegen misbruik van het psychisch overwicht dat de hulpverlener op hem heeft of van de afhankelijke positie van de patiënt of cliënt dan wel van het vertrouwen dat hij van hem heeft gewonnen (vgl. HR 2 februari 2003, LJN AJ1188, NJ 2004/78).”
Dat verdachte als huisarts werkzaam was in de gezondheidszorg en de aangeefster zich als patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd staat niet ter discussie. De aangeefster was als patiënt bij verdachte als huisarts ingeschreven en bovendien vonden de gewraakte handelingen plaats in de praktijk van verdachte nadat de aangeefster zich tot hem had gewend voor medische zorg.
Uit de aangifte van de aangeefster, het whatsapp gesprek tussen haar en de verdachte van 20 maart 2021, en de verklaringen van de vriend en de moeder van de aangeefster, stelt het Gerecht verder het volgende vast.
Aangeefster werkte als doktersassistente in de huisartsenpraktijk van de verdachte. Zij had op 19 maart 2019 op werk last van hevige rugpijn. Verdachte die dit opmerkte, heeft haar toen eerst een injectie tegen de pijn gegeven. Toen bleek dat die injectie niet had geholpen, heeft hij later die dag haar rug gekraakt, waarna hij haar rug heeft gemasseerd. Bij het masseren heeft hij haar op een ongepaste manier aangeraakt, waarbij hij de grenzen van het betamelijke heeft overschreden.
Nadat de aangeefster hem de volgende ochtend aansprak op zijn ongepaste handelingen, heeft hij deze niet ontkend. De aangeefster heeft ook vrijwel direct na het incident haar vriend en haar moeder verteld wat er was gebeurd. De verklaringen van de aangeefster en die van haar vriend en haar moeder komen met elkaar overeen, zijn consistent en voldoende gedetailleerd, zodat ze betrouwbaar en overtuigend zijn.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 Subsidiair:
ontucht plegen als degene die werkzaam in de gezondheidszorg met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:208, tweede lid onder sub c, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Het standpunt van de officier
De officier heeft gevorderd dat het Gerecht de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van honderdvijftig (150) uren, subsidiair vijfenzeventig (75) dagen vervangende hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren.
Het oordeel van het Gerecht
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft als huisarts ontucht gepleegd met het slachtoffer, die zich op dat moment tot hem had gewend voor medische zorg. Tijdens een behandeling aan haar rug vanwege pijnklachten, waarbij het slachtoffer halfnaakt op haar buik op het behandelbed in de praktijkkamer van verdachte lag, heeft de verdachte, haar op seksuele wijze in strijd met de sociaal-ethische norm, aangeraakt, door haar te strelen aan haar billen, rug en armen en haar te kussen op haar onderrug, terwijl zij zich niet tegen die handelingen kon verweren en deze handelingen ook niet wenste.
Met deze handelingen heeft de verdachte het vertrouwen die het slachtoffer, als zijn patiënt, in hem, als huisarts, had op laakbare wijze geschonden. De verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en misbruik gemaakt van zijn positie als huisarts. Het Gerecht acht dit volstrekt onacceptabel en rekent verdachte dit zwaar aan.
Het Gerecht heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het feit dat de verdachte nooit eerder voor soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Omdat het Gerecht tot een bewezenverklaring van het subsidiair onder feit 2 ten laste gelegde is gekomen en verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde zal vrijspreken, komt het tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een geldboete en een voorwaardelijke taakstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
Benadeelde partij ten aanzien van feit 1
De benadeelde partij [aangeefster 2] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ad Afl. 7.500,- aan immateriële kosten en Afl. 450,- aan kosten voor rechtsbijstand.
Standpunt van de officier van justitie
De officier heeft ten aanzien van die vordering geconcludeerd tot matiging van het toe te kennen bedrag aan schadevergoeding, subsidiair tot de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
Het oordeel van het Gerecht
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2] niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij [aangeefster 2] kan daarom niet worden ontvangen en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij ten aanzien van feit 2
De benadeelde partij [aangeefster 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ad Afl. 7.500,- aan immateriële kosten en Afl. 450,- aan kosten voor rechtsbijstand.
Het oordeel van het Gerecht
Nu het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, wordt de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1] afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:54 en 1:58 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
Afl. 2.000,- [tweeduizend florin], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
veertig [40] dagen hechtenis;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
tachtig [80] uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
veertig [40] dagen hechtenis;
bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
twee [2] jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
verklaart de benadeelde partij [aangeefster 2] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding ;
wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1] tot schadevergoeding af.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. N.K. Engelbrecht, bijgestaan door mevrouw L.H. Hoogenbergen, (zittings)griffier, en op 15 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
Arubaans strafzaak: Huisarts heeft ontucht gepleegd met zijn assistente door haar op een ongepaste manier op haar rug, armen en benen te strelen. Voor het vastgrijpen van een andere assistent is echter onvoldoende (steun)bewijs.
Straf: een geldboete van Afl. 2000,- subsidiair 40 dagen hechtenis en een taakstraf van 80 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Centrale Recherche, sectie Jeugd- en Zeden Politie, d.d. 27 augustus 2019, geregistreerd onder administratienummer A-43/19.