ECLI:NL:OGEAA:2021:318
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening verblijfsvergunning in Aruba
In deze zaak heeft de verzoeker, die in Aruba verblijft, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot zijn aanvraag voor een vergunning voor tijdelijk verblijf. De verzoeker had eerder een vergunning die afliep op 21 februari 2019 en had op 16 januari 2020 een nieuwe aanvraag ingediend, welke door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was afgewezen. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn bezwaarschrift kon afwachten terwijl hij werkzaam bleef in Aruba.
De voorzieningenrechter heeft op 2 juni 2021 de zaak behandeld. De verzoeker heeft gesteld dat hij rechtmatig verblijf had tot 21 februari 2019 en dat hij, indien zijn bezwaar gegrond zou worden verklaard, geen verblijfsvergunning zou kunnen krijgen die geldig zou zijn na januari 2021. De rechter heeft overwogen dat het verzoek van de verzoeker om in Aruba te verblijven en te werken, te verstrekkend is voor de voorlopige voorzieningsprocedure. De rechter heeft geconcludeerd dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat het de kaders van de procedure te buiten gaat. De uitspraak is gedaan op 16 juni 2021 door mr. M.E.B. de Haseth, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.