In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.J. Hart, verzocht om wijziging van een eerdere beschikking betreffende kinderalimentatie. De oorspronkelijke beschikking, gedateerd 1 maart 2007, verplichtte de vader tot betaling van Afl. 225,- per kind per maand aan de Voogdijraad voor de verzorging en opvoeding van zijn kinderen. De vader heeft verzocht om deze bijdrage te verlagen naar Afl. 75,- per kind per maand, met ingang van 1 december 2020, en om de bijdrage voor de oudste twee kinderen op nihil te stellen. De vader voerde aan dat zijn financiële situatie is veranderd en dat hij nu ook verantwoordelijk is voor de kosten van zijn andere kinderen uit een tweede huwelijk.
De mondelinge behandeling vond plaats op 16 februari 2021, waarbij de vader en de derde verweerder, [verweerder 3], aanwezig waren. De andere verweerders, [verweerder 1] en [verweerder 2], zijn niet verschenen en hebben geen verweerschrift ingediend. Het gerecht heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de onderhoudsbijdrage rechtvaardigt. De rechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de vader toewijsbaar is, gezien het ontbreken van verweer van de andere verweerders.
In de beslissing heeft het gerecht de vader toestemming verleend om kosteloos te procederen en de eerdere beschikking van 1 maart 2007 gewijzigd. De bijdrage voor de kinderen [verweerder 1] en [verweerder 2] is met ingang van 1 december 2020 op nihil gesteld. Tevens is bepaald dat eventuele betalingen die de vader voor deze datum heeft gedaan, gelijkgesteld worden aan de onderhoudsbijdrage tot heden. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.