ECLI:NL:OGEAA:2021:288

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 mei 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
AUA202002813
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake Ruimtelijk Ontwikkelingsplan

In deze zaak hebben appellanten, Vista Village Resort B.V. en Vista Resort Holding N.V., beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu, die hun bezwaar tegen een brief van 24 april 2020 niet-ontvankelijk heeft verklaard. De brief betrof een reactie op hun zienswijze met betrekking tot het concept Ruimtelijk Ontwikkelingsplan (cROPV). Appellanten verzochten om een uitzondering op de toegestane bebouwingsdichtheid op hun perceel, van 48 naar 60 woningen. Het gerecht oordeelt dat de beslissing op dit verzoek geen besluit van algemene strekking is, maar betrekking heeft op een individueel geval. Dit betekent dat de administratieve rechtsgang van de Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR) openstaat voor appellanten. Het gerecht vernietigt de bestreden beslissing en draagt verweerder op om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellanten, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van Afl. 2100,- en het griffierecht van Afl. 25,- wordt aan appellanten terugbetaald.

Uitspraak

Uitspraak van 24 mei 2021
AUA202002813 LAR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR) van:

VISTA VILLAGE RESORT B.V. en VISTA RESORT HOLDING N.V,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTEN,
gemachtigde: de advocaten mr. J.P. SJIEM FAT en mr. O.L. SJIEM FAT,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. JANSEN (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief, gedateerd 24 april 2020, heeft verweerder aan appellanten een reactie op hun zienswijze met betrekking tot het concept Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met voorschriften (cROPV) toegezonden.
Tegen deze brief hebben appellanten op 2 juni 2020 bezwaar gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 29 september 2020 (de bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de bestreden beslissing hebben appellanten op 6 november 2020 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Het beroep is behandeld ter zitting van 22 maart 2021. Deze zitting is geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een verweerschrift in te dienen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 12 april 2021. Aan de zijde van appellanten zijn verschenen dhr. Caninga, dhr. Elsman en dhr. Scheper, bijgestaan door mr. J.P. Sjiem Fat en mr. O.L. Sjiem Fat. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.P. Jansen, mw. Dammers en dhr. E. Sjak Shie.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Feiten
1. Bij brief van 28 november 2019 hebben appellanten bij verweerder een zienswijze ingediend met betrekking tot het cROPV. Deze zienswijze houdt – zakelijk weergegeven - in dat verweerder wordt verzocht om een uitzondering te maken op artikel 18.2.1 sub e van het cROPV door de toegestane bebouwingsdichtheid op het perceel van appellanten te verhogen van 48 naar 60 woningen. Bij brief van 24 april 2020 heeft verweerder aan appellanten te kennen gegeven deze zienswijze niet over te nemen.
Standpunten van partijen
2.1
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van appellanten tegen de brief van 24 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat deze brief geen beschikking is in de zin van artikel 2 van de Landsverordening administratieve rechtspraak Aruba (LAR). De beslissing om een zienswijze wel of niet over te nemen is niet gericht op enig rechtsgevolg, aldus verweerder.
2.2
Appellanten kunnen zich niet verenigen met het bestreden besluit en hebben, kort samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Blijkens de Memorie van Toelichting (MvT) op de Landsverordening Ruimtelijke Ontwikkeling (LRO) kan een beslissing over een zienswijze wel als een beschikking worden aangemerkt. Hiervoor is vereist dat de beslissing ziet op een individueel geval en niet van algemene strekking is. De beslissing in de brief van 24 april 2020 heeft specifiek betrekking op het perceel van appellanten en heeft tot gevolg dat appellanten slechts 48 woningen kunnen bouwen, in plaats van de gewenste 60. Daarom is er sprake van een beschikking in de zin van de LAR. Verweerder miskent dat het stelsel van de Landsverordening Ruimtelijke Ontwikkeling (LRO), met zich brengt dat belanghebbenden niet alleen inspraak, maar ook rechtsbescherming, genieten bij de vaststelling van het cROPV. Appellanten verwijzen daartoe in het bijzonder naar de artikelen 12 tot en met 14 en de bijbehorende MvT.
Beoordeling
3. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.
4. Het gerecht oordeelt als volgt.
4.1.
In de Mvt op de LRO is op pagina 17 onder meer het volgende opgenomen:
“In de artikelen 12 tot en met 14 is de procedure voor de ter inzagelegging, de wijze van vaststelling van een ROPV en de herziening van een ROPV opgenomen. (..) Nadat de minister een beslissing heeft genomen inzake de zienswijze kan een beschikking ontstaan in de zin van de LAR. Hierbij moet het besluit betrekking hebben op een individueel geval en niet van algemene strekking zijn. De LAR heeft bij het tot stand komen van een ROPV een extra filterfunctie naast de inspraakprocedure en het advies van de Raad. Die onderdelen van een ROPV waarover bezwaar is aangetekend worden aangehouden. Voor het overige wordt de procedure om een ontwerp landsbesluit, houdende algemene maatregelen, (ontwerp ROPV) voortgezet volgens de gangbare procedure. Nadat de administratieve rechtsgang is doorlopen kunnen alsnog de relevante onderdelen worden vastgesteld of op grond van de einduitspraak worden gewijzigd.”
4.2.
Het gerecht leidt hier uit af dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om in bepaalde gevallen de administratieve rechtsgang van de LAR open te stellen tegen beslissingen die op grond van artikel 12, vijfde lid, van de LRO worden genomen. Hiervoor is vereist dat de beslissing betrekking heeft op een individueel geval en niet van algemene strekking is.
4.3.
Appellanten hebben een zienswijze ingediend die specifiek betrekking heeft op hun perceel en daarbij concreet verzocht om in afwijking van het voorliggende cROPV 60 woningen op hun perceel te mogen bouwen terwijl het cROPV de bouw van maximaal 48 woning op het perceel toelaat. Het gerecht is van oordeel dat de beslissing op dit verzoek geen besluit van algemene strekking is maar betrekking heeft op een individueel geval waartegen de wetgever, blijkens de MvT op de LRO, de administratieve rechtsgang van de LAR open heeft willen stellen. Verweerder had derhalve het bezwaar gericht tegen de beslissing de zienswijze niet over te nemen in het cROPV inhoudelijk dienen te beoordelen en te toetsen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.4.
Het beroep is gegrond en de bestreden beslissing wordt vernietigd.
4.5.
Ten overvloede overweegt het gerecht nog dat, zoals uit de MvT blijkt, het onderdeel van de cROPV dat betrekking heeft op het perceel van appellanten, dient te worden aangehouden totdat de administratieve rechtsgang is doorlopen.
5. Appellanten hebben het gerecht verzocht zelf in de zaak te voorzien. Bij de beslissing om een zienswijze al dan niet over te nemen, heeft verweerder een ruime discretionaire bevoegdheid, waarbij tevens de belangen van mogelijke derde-belanghebbenden dienen te worden meegewogen. De wijze waarop verweerder van deze bevoegdheid gebruik maakt, dient door de rechter terughoudend te worden getoetst. Tevens heeft verweerder de bezwaren van appellanten niet inhoudelijk beoordeeld. Daarom ziet het gerecht geen mogelijkheid om in dit stadium zelf in de zaak te voorzien. Het gerecht draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. Nu appellanten met recht in beroep zijn gekomen en zich bij gemachtigde hebben laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellanten hiertoe noodzakelijke kosten hebben gemaakt. De proceskostenvergoeding kan worden berekend op Afl. 2100,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting op 22 maart 2021 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting op 12 april 2021, waarde per punt Afl. 700,-, wegingsfactor 1 (gemiddeld)).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden beslissing;
  • bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellanten, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 2100,- aan gemachtigdensalaris;
  • gelast dat het door appellanten gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hen wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.
Bijlage: toepasselijke wet- en regelgeving
Landsverordening administratieve rechtspraak Aruba
Artikel 2
1. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Artikel 47
(..)
4. Zo nodig kan de rechter zelf in de zaak voorzien.
Landsverordening ruimtelijke ontwikkeling
Artikel 12
1. Een concept ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften ligt gedurende één maand voor een ieder op het kantoor van de Directie ter inzage.
2. Artikel 6, tweede tot en met het zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Alvorens de Minister over de vastlegging van het ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften in een wettelijk kader beslist, stelt hij, zij die tijdig zienswijzen hebben ingediend, in de gelegenheid hun zienswijzen mondeling toe te lichten, op een door de Minister te houden openbare hoorzitting, waarvan plaats en tijdstip door de Minister wordt bekendgemaakt.
4. De in het derde lid bedoelde openbare hoorzitting wordt niet later gehouden dan een maand nadat de termijn voor indiening van zienswijzen is verstreken.
5. De Minister beslist binnen zes maanden na de in het derde lid bedoelde hoorzitting op de ingediende zienswijzen. De Minister geeft van de genomen beslissing schriftelijk kennis aan hen die bij hem zienswijzen hebben ingediend. De beslissing wordt met redenen omkleed.