ECLI:NL:OGEAA:2021:269

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
AUA202003347
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van een terugkeerverbod in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de verzoekster, een Venezolaanse nationaliteit, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek is gericht tegen een beschikking van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, die op 30 oktober 2020 een terugkeerverbod van achttien maanden aan verzoekster heeft opgelegd. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en heeft op 18 december 2020 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Tijdens de zitting op 27 januari 2021 was verzoekster aanwezig met haar gemachtigde, maar de verweerder is niet verschenen.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, aangezien er geen uitzettingsbevel is uitgevaardigd door de verweerder, de beschikking van 30 oktober 2020 niet kan standhouden. De rechter heeft vastgesteld dat verzoekster zich heeft geregistreerd voor een humanitaire vlucht en vrijwillig Aruba heeft verlaten. Gezien het feit dat de verweerder niet is verschenen en geen argumenten heeft aangedragen om het terugkeerverbod te handhaven, heeft de rechter geoordeeld dat er grond bestaat voor schorsing van de beschikking.

De rechter heeft het verzoek tot schorsing toegewezen en gelast dat het griffierecht aan verzoekster wordt teruggestort. Deze uitspraak is gedaan op 24 februari 2021 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 24 februari 2021
Lar nr. AUA202003347

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: F. Henriquez,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 30 oktober 2020 heeft verweerder een periode van niet toelating aan verzoekster opgelegd voor de duur van achttien maanden (hierna: het terugkeerverbod).
Op 4 december 2020 heeft verzoekster hiertegen bezwaar gemaakt.
Op 18 december 2020 heeft verzoekster bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 27 januari 2021, waar is verschenen verzoekster bij haar gemachtigde voornoemd. Verweerder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, onder sub d van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen, die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere noodzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Feiten
2.1
Verzoekster is op 28 januari 2020 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van 26 dagen. Verzoekster heeft Aruba niet binnen deze termijn verlaten en heeft sinds 24 februari 2020 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleven.
2.2
Verzoekster heeft Aruba, met een humanitaire vlucht naar Venezuela, vrijwillig verlaten.
2.3
Bij de beschikking van 30 oktober 2020 heeft verweerder aan verzoekster een terugkeerverbod van 18 maanden opgelegd.
De beoordeling
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
3.1.
Het verzoek strekt tot schorsing van de beschikking van 30 oktober 2020. Daaraan legt verzoekster ten grondslag dat zij zich heeft geregistreerd voor een humanitaire vlucht, omdat zij een medische behandeling in het buitenland diende te ondergaan. Verzoekster is dan ook vrijwillig uit Aruba vertrokken. Bij het treffen van de verzochte voorziening heeft zij een spoedeisend belang, nu zij in Aruba een partner en een minderjarig kind heeft, aldus verzoekster.
3.2
Aan de beschikking van 30 oktober 2020 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat weliswaar niet tot uitzetting van verzoekster kon worden besloten, maar dat grond bestaat om aan verzoekster, aansluitend op haar vrijwillig vertrek uit Aruba, een terugkeerverbod op te leggen.
3.3
Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Ltu wordt het terugkeerverbod bij het bevelschrift tot uitzetting gegeven. Vast staat dat verweerder niet tot uitzetting van verzoekster heeft besloten. Nu verweerder jegens verzoekster geen uitzettingsbevel heeft uitgevaardigd, zal naar voorlopig oordeel de op bezwaar te geven beschikking geen standhouden, indien deze evenmin gegeven zal zijn bij een jegens verzoekster uitgevaardigd uitzettingsbevel. Verweerder is, zoals hiervoor is vermeld, niet ter zitting verschenen en heeft ook daarna, hoewel daartoe alsnog in de gelegenheid gesteld, niet te kennen gegeven dat en waarom het terugkeerverbod op een andere grondslag in bezwaar kan worden gehandhaafd.
3.4
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat grond bestaat voor schorsing van de beschikking van 30 oktober 2020. Het verzoek wordt toegewezen.
3.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 schorst de beschikking van verweerder van 30 oktober 2020;
 gelast dat het door verzoekster gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,-- aan haar wordt teruggestort.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.