Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[zoon 1](hierna: zoon 1)
en [zoon 2](hierna: zoon 2),
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 27 januari 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor gezinshereniging. Verzoekster, die ook optreedt als wettelijke vertegenwoordiger van haar kinderen, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag en die van haar echtgenoot en kinderen. De aanvragen waren eerder door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie afgewezen, omdat verzoekster niet voldeed aan de vereisten, met name het ontbreken van een geldige DPL-verklaring. Tijdens de zitting op 13 januari 2021 heeft verzoekster betoogd dat zij een nieuwe DPL-verklaring had aangevraagd, maar deze was nog niet ontvangen. Het gerecht oordeelde dat verzoekster niet aan de vereisten voldeed en dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken werden afgewezen, en het gerecht oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak werd gedaan door rechter M. Soffers en is definitief, er staat geen rechtsmiddel open.