ECLI:NL:OGEAA:2021:267

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
AUA202003080, AUA202003081 en AUA202003082
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning gezinshereniging

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 27 januari 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor gezinshereniging. Verzoekster, die ook optreedt als wettelijke vertegenwoordiger van haar kinderen, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag en die van haar echtgenoot en kinderen. De aanvragen waren eerder door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie afgewezen, omdat verzoekster niet voldeed aan de vereisten, met name het ontbreken van een geldige DPL-verklaring. Tijdens de zitting op 13 januari 2021 heeft verzoekster betoogd dat zij een nieuwe DPL-verklaring had aangevraagd, maar deze was nog niet ontvangen. Het gerecht oordeelde dat verzoekster niet aan de vereisten voldeed en dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken werden afgewezen, en het gerecht oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak werd gedaan door rechter M. Soffers en is definitief, er staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 27 januari 2021
Lar nrs. AUA202003080, AUA202003081 en AUA202003082

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[Verzoekster], (hierna verzoekster), tevens in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van haar kinderen
[zoon 1](hierna: zoon 1)
en [zoon 2](hierna: zoon 2),
[de echtgenoot], (hierna: de echtgenoot),
allen verblijvend in Aruba,
VERZOEKERS,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 oktober 2020 heeft verweerder de aanvraag van zoon 1 om zijn vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinshereniging te verlengen, afgewezen.
Bij beschikking van 6 november 2020 heeft verweerder de aanvraag van zoon 2 om zijn vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinshereniging te verlengen afgewezen.
Bij beschikking van 6 november 2020 heeft verweerder de aanvraag van de echtgenoot om zijn vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinshereniging te verlengen, afgewezen.
Bij beschikking van 17 november 2020 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om haar vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel arbeid in loondienst te verlengen afgewezen.
Tegen de afwijzende beschikkingen hebben verzoekers op 19 november 2020 bezwaar gemaakt.
Op 20 november 2020 hebben verzoekers het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De zaken zijn geregistreerd onder zaaknummers AUA202003080 (verzoekster), AUA202003081 (de echtgenoot) en AUA202003082 (de zonen).
Het gerecht heeft de verzoeken ter zitting behandeld 13 januari 2021. Verzoekster, de echtgenoot en zoon 1 zijn in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Standpunten van partijen
2.1
Aan de afwijzende beschikking van verzoekster heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de vereiste documenten ontbreken. Verzoekster heeft geen recente notificatiebrief van DPL (hierna DPL-verklaring) overgelegd. Aan de overige afwijzende beschikkingen heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoekster niet in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning en dat de vergunningen van de echtgenoot en de zonen afhankelijk zijn van de vergunning van verzoekster. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat verzoekster nog steeds geen geldige DPL-verklaring heeft ingediend.
2.2
Het verzoek strekt tot schorsing van de bestreden beschikkingen in zoverre dat verzoekers in Aruba mogen verblijven totdat verweerder op het bezwaar heeft beslist. Daartoe voert verzoekster aan dat haar niet is meegedeeld dat de DPL-verklaring niet ouder mocht zijn dan zes maanden. Zij meent dat verweerder haar in de gelegenheid had moeten stellen alsnog een geldige DPL-verklaring in te dienen alvorens de aanvraag af te wijzen. Ter zitting heeft verzoekster betoogd dat zij op 6 januari 2021 een afspraak had bij Departamento di Progreso Laboral om een nieuwe DPL-verklaring aan te vragen. De DPL-verklaring wordt pas drie tot vijf weken later afgegeven, aldus verzoekster.
Beoordeling
3.1
De bij de beschikkingen van 10 oktober en 6 november 2020 afgewezen aanvragen van de echtgenoot en de zonen strekken ertoe om in het kader van gezinshereniging bij hun echtgenote respectievelijk moeder te verblijven. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat eerst als de vergunning van verzoekster wordt verlengd, de overige gezinsleden in aanmerking kunnen komen voor een vergunning in het kader van gezinshereniging. Aldus zijn de vergunningen van de echtgenoot en de zonen afhankelijk van die van verzoekster. Zolang aan verzoekster geen verlenging van zijn vergunning is toegekend, kan aan de echtgenoot en de zonen geen verblijfsvergunning worden verleend.
3.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de door verzoekster overgelegde DPL-verklaring meer dan zes maanden oud was. Derhalve voldoet verzoekster niet aan de gestelde vereisten om in aanmerking te komen voor een verlening van haar vergunning tot verblijf. Noch bij bezwaarschrift noch ter zitting heeft verzoekster een geldige DPL-verklaring kunnen overleggen. Dat verzoekster op 6 januari 2021 een nieuwe DPL- verklaring heeft aangevraagd en verwacht over vijf tot zes weken deze verklaring te ontvangen, maakt niet dat reeds nu geoordeeld kan worden dat de bestreden beschikkingen in bezwaar geen stand zullen houden. Het betoog van verzoekster dat verweerder haar ten onrechte geen gelegenheid heeft geboden de juiste stukken in dienen, faalt ook. Uit de mededeling op verweerders website dat verweerder ernaar streeft alleen complete dossiers in behandeling te nemen en dat soms de aanvrager de gelegenheid krijgt alsnog de documenten in te dienen, volgt geen verplichting van verweerder in alle gevallen de aanvrager de gelegenheid te bieden gebreken in de aanvraag te herstellen. Dit klemt des te meer nu verzoekster wel een DPL-verklaring heeft overgelegd maar dat deze verklaring verouderd was. Verzoekster heeft de gelegenheid dit gebrek in de bezwaarfase te herstellen, hetgeen tot nu toe nog niet is gebeurd.
3.3
Gezien het voorgaande is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken worden afgewezen.
3.4
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.