ECLI:NL:OGEAA:2021:262

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
AUA202100098
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
  • N.R. Sneek
  • R.A. Kramers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een Venezolaanse verzoeker

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een Venezolaanse verzoeker. De rechter-commissaris heeft op 6 januari 2021 de inbewaringstelling bevolen, waarna op 8 januari 2021 is geoordeeld dat deze vrijheidsontneming rechtmatig is. De verzoeker heeft op 15 januari 2021 een verzoekschrift ingediend om de inbewaringstelling op te heffen, met als argument dat hij een positieve verklaring tot toetreding van de Arubaanse arbeidsmarkt heeft ontvangen. Dit zou volgens hem betekenen dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning.

De minister van Sociale Zaken heeft echter betoogd dat een positieve verklaring niet automatisch leidt tot een verblijfsvergunning en dat de verzoeker aan andere vereisten moet voldoen. De rechter-commissaris heeft overwogen dat de positieve verklaring op zichzelf niet in de weg staat aan de rechtmatigheid van de bewaring. Bovendien is er sinds de eerdere toetsing door de rechter-commissaris nog maar korte tijd verstreken, en zijn er geen nieuwe aanknopingspunten gevonden die de voortduring van de bewaring onrechtmatig maken.

Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris het verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling afgewezen, met de overweging dat de belangenafweging niet in het voordeel van de verzoeker uitvalt. De beschikking is gegeven op 10 februari 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 10 februari 2021
VRZ nr. AUA202100098

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
van de rechter-commissaris belast met de behandeling
van administratiefrechtelijke inbewaringstelling,
op het verzoek van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell.

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 6 januari 2021 heeft de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (de minister) de inbewaringstelling van verzoeker bevolen.
Op 8 januari 2021 heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat deze vrijheidsontneming rechtmatig is.
Op 15 januari 2021 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 1 februari 2021. Verzoeker is in persoon (via videoverbinding) verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Sneek (Dimas) en R.A. Kramers, hoofd van dienst van de Guarda nos Costa.
De uitspraak is bepaald op heden.

BEOORDELING

Het wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Ltu wordt de betrokkene binnen 72 uur betrokkene voor een rechter-commissaris geleid, die de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming toetst. Een bevel tot inbewaringstelling kan door de rechter-commissaris te allen tijde op verzoek van de betrokkene worden opgeheven.
De standpunten van partijen
2.1
Verzoeker betoogt dat de voortzetting van de bewaring onrechtmatig is, en voert hiertoe aan dat de minister van Sociale Zaken op 15 januari 2021 aan verzoeker, bij wijze van hoge uitzondering, een positieve verklaring tot toetreding van de Arubaanse arbeidsmarkt heeft verleend. Een dergelijke verklaring dient te worden aangemerkt als een instemmingsverklaring van de zijde van de bevoegde Arubaanse autoriteiten met het verblijf van verzoeker hier te lande en maakt het voor verzoeker mogelijk om een verzoek in te dienen ter verlening van een tijdelijke verblijfsvergunning, aldus verzoeker.
2.2
De minister heeft ter zitting betoogd dat een positieve DPL-verklaring niet betekent dat aan verzoeker een verblijfsvergunning zal worden verleend. Verzoeker dient ook aan de overige vereisten te voldoen om in aanmerking te komen voor de verzochte verblijfsvergunning. De minister heeft zich ter zitting verder op het standpunt gesteld dat hij op voorhand aanknopingspunten ziet dat de DPL-verklaring op onjuiste gronden is uitgereikt en dat een op onjuiste gronden verstrekte DPL-verklaring te allen tijde kan worden gecorrigeerd.
3. Het oordeel van de rechter-commissaris van 8 januari 2021 dat de inbewaringstelling rechtmatig is, is een in rechte onaantastbaar oordeel en is daarom in deze procedure niet meer in geding. Uitsluitend ligt ter beoordeling voor of bij afweging van de betrokken belangen het voortduren van de bewaring rechtmatig is. In het bijzonder is daarbij van belang of er, mede gezien de duur van de bewaring, nog zicht is op uitzetting van de verzoeker en of er voldoende wordt ondernomen om de uitzetting te bewerkstelligen.
4. De rechter-commissaris overweegt dat een positieve verklaring tot toetreding van de Arubaanse arbeidsmarkt en/of het indienen van een aanvraag ter verkrijging van een verblijfsvergunning op zichzelf niet in de weg aan de rechtmatigheid van het voortduren van de bewaring staat. Voorts is sinds de toetsing van de rechter-commissaris van 8 januari 2021 nog maar korte tijd verstreken. In het besprokene ter zitting zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat de voortduring van de bewaring overigens onrechtmatig is.
5. Het verzoek zal worden afgewezen.

BESLISSING

De rechter-commissaris:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter-commissaris, op 10 februari 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.