ECLI:NL:OGEAA:2021:255
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voorlopige voorziening in asielzaak van Venezolaanse nationaliteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 mei 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door een Venezolaanse verzoeker. De verzoeker had eerder op 5 maart 2019 een asielaanvraag ingediend, die door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was afgewezen. De verzoeker stelde dat hij vreesde voor vervolging door de Venezolaanse autoriteiten vanwege zijn politieke activiteiten voor de oppositiepartij Voluntad Popular. De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij gegronde vrees voor vervolging had. De rechter merkte op dat de verklaringen van de verzoeker tegenstrijdigheden vertoonden en dat er geen bewijs was dat de inbeslagname van zijn documenten verband hield met zijn politieke activiteiten. Bovendien werd opgemerkt dat de algemene veiligheidssituatie in Venezuela niet zodanig was dat de verzoeker bij terugkeer een reëel risico op vervolging zou lopen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag naar verwachting in stand zou blijven en wees het verzoek tot voorlopige voorziening af.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzoekers om substantiële en consistente bewijsvoering te leveren om hun vrees voor vervolging te onderbouwen. De rechter wees ook op de juridische kaders van het Vluchtelingenverdrag en het EVRM, die van toepassing zijn op asielzaken. De beslissing werd genomen zonder mogelijkheid tot hoger beroep.