Verzoeker kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en stelt zich op het standpunt dat deze in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en met het beginsel van ‘non refoulement’, zoals dat voortvloeit uit artikel 3 van het EVRM.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Verweerder is er ten onrechte van uitgegaan dat verzoeker uit Venezuela is gevlucht vanwege de algemene economische en sociale situatie. Hij is immers gevlucht omdat hij bang is door ‘Los Colectivos’, die aan de overheid gelieerd zijn en nationaal opereren, mishandeld of vermoord te worden.
Verzoeker meent verder dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn verklaring dat hij in Venezuela zich maandenlang schuil heeft gehouden en ernstig was aangetast in zijn bewegingsvrijheid, omdat hij stelselmatig werd bedreigd en vervolgd door leden van “Los Colectivos’.
Volgens verzoeker werden zijn stellingen gedurende het interview verschillende keren omgedraaid, zodat verweerder bij de bestreden beschikking niet van de juiste feiten is uitgegaan.
Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd geantwoord, dat hij geen asiel in Spanje heeft verzocht, omdat zijn Spaans paspoort is verlopen en hij in Venezuela geen nieuwe kon aanvragen, en omdat Aruba dichter bij Venezuela ligt dan Spanje. Verder heeft verzoeker ter zitting te kennen gegeven, dat hij zich vanaf 7 maart 2020 tot 10 november 2020 in Venezuela heeft schuilgehouden en dat niemand wist dat hij daar was, maar dat hij regelmatig telefonisch werd bedreigd door ‘Los Colectivos’, dat hij weet dat zij het waren omdat hij de stem aan de telefoon herkende. Zijn ouders, vriendin en kinderen wonen nog in Venezuela.
Zijn verzoek strekt – naar het gerecht begrijpt – tot schorsing van de bestreden beschikking en het treffen van een voorlopige voorziening in die zin dat hij de beslissing op zijn bezwaar hier te lande mag afwachten.
Het wettelijk kader
3. Op grond van artikel 1A, aanhef en ten tweede, van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag), aangepast bij het Protocol van New York, wordt als ‘vluchteling’ aangemerkt elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en ten gevolge van bovenbedoelde gebeurtenissen verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren. Indien een persoon meer dan één nationaliteit bezit, betekent de term ‘het land waarvan hij de nationaliteit bezit’ elk van de landen waarvan hij de nationaliteit bezit. Een persoon wordt niet geacht van de bescherming van het land waarvan hij de nationaliteit bezit, verstoken te zijn, indien hij, zonder geldige redenen ingegeven door gegronde vrees, de bescherming van één van de landen waarvan hij de nationaliteit bezit, niet inroept.