ECLI:NL:OGEAA:2021:253

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 mei 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
AUA202100798
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Venezolaanse en Spaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 mei 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, die zowel de Venezolaanse als de Spaanse nationaliteit bezit, had op 20 november 2020 asiel aangevraagd na eerder te zijn uitgezet naar Venezuela. De bestreden beschikking van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, die de asielaanvraag had afgewezen, werd door verzoeker bestreden. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet geacht kan worden verstoken te zijn van de bescherming van Spanje, aangezien hij deze bescherming niet had ingeroepen, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen gegronde redenen waren voor verzoeker om de bescherming van Spanje niet in te roepen, en dat hij daarom niet als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag kon worden aangemerkt. De voorzieningenrechter wees het verzoek tot schorsing van de bestreden beschikking af, omdat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 19 mei 2021
AUA202100798 LAR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

verblijvend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: J.J.C. Odor LL.M,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft op 20 november 2020 een verzoek ingediend tot asiel.
Bij beschikking van 17 maart 2021 (de bestreden beschikking) heeft verweerder deze asielaanvraag afgewezen.
Hiertegen heeft verzoeker op 25 maart 2021 bezwaar gemaakt.
Op 26 maart 2021 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld ter zitting van 5 mei 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn voornoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Het gerecht stelt vast dat verzoeker tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de bestreden beschikking, zodat hij niet op grond daarvan niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar. Nu in deze een bezwaarschrift aanhangig is kan verzoeker worden ontvangen in onderhavig verzoek.
Standpunten van partijen
2.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de beoordelingselementen van het Vluchtelingenverdrag. Omdat verzoeker naast de Venezolaanse ook de Spaanse nationaliteit heeft, dient hij zich voor bescherming in eerste instantie te wenden tot de Spaanse autoriteiten. Verzoeker heeft ook niet gedetailleerd genoeg verklaard waarom hij geen bescherming kan krijgen in Venezuela en aldaar geen interne reallocatiemogelijkheden heeft.
Verder geldt dat, nu hij op 1 november 2019 op een toeristenvisum is binnengekomen en vervolgens op 5 maart 2020 werkend is aangetroffen, zonder in de tussenliggende periode een asielaanvraag te hebben gedaan, verweerder ervan uitgaat dat verzoeker ook vanwege de algemene economische situatie in Venezuela naar Aruba is gevlucht. Daarom is er geen sprake van een beschermingsgrond in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
Daarnaast stelt verweerder dat verzoeker niet met zekerheid kan weten dat zijn huis beschoten is door ‘Los Colectivos’ en dat niet vaststaat dat de vervolging vanuit de overheid is ingegeven. Ook ambtshalve is het verweerder niet gebleken dat verzoeker in aanmerking komt voor asiel op grond van het beginsel van ‘non refoulement’, zoals dat voortvloeit uit artikel 3 van het EVRM.
Tot slot heeft verweerder het relaas van verzoeker op onderdelen niet geloofwaardig geacht, onder andere vanwege discrepanties tussen de verklaringen die 25 november 2020 en 1 december 2020 zijn afgelegd.
Ter zitting heeft verweerder geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, omdat verzoeker geen vluchteling is, de bestreden beslissing op goede gronden is genomen, en verzoeker uitzetbaar is. Bovendien heeft hij geen spoedeisend belang in deze, aldus verweerder.
2.2
Verzoeker kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en stelt zich op het standpunt dat deze in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en met het beginsel van ‘non refoulement’, zoals dat voortvloeit uit artikel 3 van het EVRM.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Verweerder is er ten onrechte van uitgegaan dat verzoeker uit Venezuela is gevlucht vanwege de algemene economische en sociale situatie. Hij is immers gevlucht omdat hij bang is door ‘Los Colectivos’, die aan de overheid gelieerd zijn en nationaal opereren, mishandeld of vermoord te worden.
Verzoeker meent verder dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn verklaring dat hij in Venezuela zich maandenlang schuil heeft gehouden en ernstig was aangetast in zijn bewegingsvrijheid, omdat hij stelselmatig werd bedreigd en vervolgd door leden van “Los Colectivos’.
Volgens verzoeker werden zijn stellingen gedurende het interview verschillende keren omgedraaid, zodat verweerder bij de bestreden beschikking niet van de juiste feiten is uitgegaan.
Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd geantwoord, dat hij geen asiel in Spanje heeft verzocht, omdat zijn Spaans paspoort is verlopen en hij in Venezuela geen nieuwe kon aanvragen, en omdat Aruba dichter bij Venezuela ligt dan Spanje. Verder heeft verzoeker ter zitting te kennen gegeven, dat hij zich vanaf 7 maart 2020 tot 10 november 2020 in Venezuela heeft schuilgehouden en dat niemand wist dat hij daar was, maar dat hij regelmatig telefonisch werd bedreigd door ‘Los Colectivos’, dat hij weet dat zij het waren omdat hij de stem aan de telefoon herkende. Zijn ouders, vriendin en kinderen wonen nog in Venezuela.
Zijn verzoek strekt – naar het gerecht begrijpt – tot schorsing van de bestreden beschikking en het treffen van een voorlopige voorziening in die zin dat hij de beslissing op zijn bezwaar hier te lande mag afwachten.
Het wettelijk kader
3. Op grond van artikel 1A, aanhef en ten tweede, van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag), aangepast bij het Protocol van New York, wordt als ‘vluchteling’ aangemerkt elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en ten gevolge van bovenbedoelde gebeurtenissen verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren. Indien een persoon meer dan één nationaliteit bezit, betekent de term ‘het land waarvan hij de nationaliteit bezit’ elk van de landen waarvan hij de nationaliteit bezit. Een persoon wordt niet geacht van de bescherming van het land waarvan hij de nationaliteit bezit, verstoken te zijn, indien hij, zonder geldige redenen ingegeven door gegronde vrees, de bescherming van één van de landen waarvan hij de nationaliteit bezit, niet inroept.
Feiten
4.1
Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1976 te Caracas, Venezuela, en is van zowel Venezolaanse als Spaanse nationaliteit.
4.2
Verzoeker is Aruba op 1 november 2019 rechtmatig binnengekomen op basis van een toeristenvisum met een toegestane verblijfsduur van 30 dagen. Na het verlopen van zijn toeristenverblijf heeft hij Aruba niet verlaten. Op 5 maart 2020 is hij werkend aangetroffen door de Arubaanse autoriteiten. Op 7 maart 2020 is hij uitgezet naar Venezuela, met een periode van niet-toelating.
4.3
Voornoemde periode van niet-toelating was nog niet verstreken toen verzoeker op 10 november 2020 is onderschept door de Guarda Nos Costa in de territoriale wateren van Aruba, toen hij clandestien per boot Aruba probeerde binnen te komen. Diezelfde dag heeft verweerder bij onderscheiden bevelschriften de uitzetting van verzoeker bevolen, alsmede de inbewaringstelling ter verzekering van de uitzetting.
4.4
Op 20 november 2020 heeft verzoeker asiel aangevraagd. Naar aanleiding van dit asielverzoek is verzoeker op 25 november 2020 en 1 december 2020 gehoord door de daartoe bevoegde ambtenaren. Verzoeker heeft hierbij, kort samengevat en zakelijk weergegeven, verklaard:
- dat hij naast de Venezolaanse ook de Spaanse nationaliteit heeft;
- dat hij sinds 2017 lid is van de politieke partij ‘Primera Justicia’, waarvoor hij ook optochten heeft georganiseerd;
- dat hij sinds datzelfde jaar via zijn mobiele telefoon met de dood bedreigd wordt door een politieke motorclub genaamd ‘Los Colectivos’, dat vier leden van deze groep in november 2017 zijn ouderlijk huis hebben beschoten en in juni 2020 een auto in brand hebben gestoken bij het pompstation van zijn vader, waarvoor verzoeker werkzaam was;
- dat hij vanaf 2017 tot november 2019 in Falcón en Valencia heeft gewoond en vanaf maart 2020 ook in Punto Fijo heeft gewoond;
- dat hij omwille van zijn veiligheid Venezuela heeft verlaten;
- dat zijn vertrek uit Venezuela niet door de overheid is verhinderd.
4.5
Bij uitspraak van 17 februari 2021 van dit gerecht (AUA202100182) is zijn verzoek om schorsing van voornoemd uitzettingsbevel afgewezen.
Beoordeling
5.1
Voor zover toetsing aan het in artikel 54, eerste lid, van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
5.2
In dit geval staat vast dat verzoeker naast de Venezolaanse nationaliteit, ook de Spaanse nationaliteit heeft. Nu hij de bescherming van Spanje niet heeft ingeroepen, terwijl hij daar naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel toe in de gelegenheid is geweest en niet is gebleken van geldige redenen ingegeven door gegronde vrees om die hulp niet in te roepen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker niet geacht kan worden verstoken te zijn van de bescherming van het land waarvan hij nationaliteit bezit. Hieruit volgt dat verzoeker niet als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag kan worden aangemerkt, en dat zijn asielaanvraag reeds gelet hierop terecht is afgewezen.
5.3
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat evenmin is gebleken dat verzoeker na terugkeer naar Venezuela, onderworpen zal worden aan een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de algemene veiligheidssituatie in Venezuela zo slecht is dat hij reeds om die reden niet naar zijn land van herkomst kan terugkeren. Hoewel de veiligheidssituatie in Venezuela zorgelijk is, is er geen sprake van een situatie waarbij een burger louter door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
5.4
Gezien het voorgaande is er geen grond voor schorsing van de bestreden beschikking noch voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.