In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 mei 2021 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager die verzocht om afgifte van een verklaring omtrent gedrag. De klager had eerder een veroordeling gekregen voor opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening Verdovende Middelen, wat leidde tot een gevangenisstraf van 330 dagen, waarvan 182 dagen voorwaardelijk. De klager had een klaagschrift ingediend tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verklaring omtrent gedrag, die door de aangewezen ambtenaar was geweigerd op basis van de recente veroordeling en de ernst van het delict. Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het klaagschrift beoordeeld en vastgesteld dat het tijdig was ingediend. Tijdens de behandeling van de zaak op 5 mei 2021 was de klager aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder niet verscheen. Het gerecht heeft de belangen van de klager afgewogen tegen de bezwaren die voortvloeien uit zijn strafblad. Het gerecht oordeelde dat de aangewezen ambtenaar terecht had geweigerd de verklaring af te geven, gezien de aard van de veroordeling en het beleid van de opleiding waarvoor de verklaring was aangevraagd. De klager kan pas in 2028 opnieuw een verklaring aanvragen. De klacht van de klager werd ongegrond verklaard.