ECLI:NL:OGEAA:2021:239
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning in Aruba
In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De verzoekster, verblijvend in Aruba, had eerder een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinshereniging, welke op 11 februari 2021 door de verweerder was afgewezen. Hiertegen heeft verzoekster op 12 februari 2021 bezwaar gemaakt en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.
Het verzoek is behandeld tijdens een zitting op 24 maart 2021, waar zowel verzoekster als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter heeft overwogen dat, volgens de wet, een verzoek om een voorlopige voorziening kan worden gedaan indien de uitvoering van de bestreden beschikking voor de indiener onevenredig nadeel zou opleveren. De verweerder heeft ter zitting aangegeven dat het beleid is dat vreemdelingen die gehuwd zijn met iemand die een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft, de beslissing op hun bezwaar in Aruba mogen afwachten.
De rechter concludeert dat de door verzoekster gestelde belangen niet zodanig spoedeisend zijn dat de beschikking van de verweerder niet kan worden afgewacht. Daarom wordt het verzoek afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 7 april 2021, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.