ECLI:NL:OGEAA:2021:237

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
AUA202100446
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopige voorziening in asielzaak wegens spoorloosheid verzoeker

In deze zaak heeft de rechter in eerste aanleg van Aruba op 31 maart 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door een Venezolaanse asielzoeker. De verzoeker, die sinds 14 maart 2016 op Aruba verblijft, heeft meerdere asielaanvragen ingediend, waarvan de laatste op 25 september 2020. De Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie heeft zijn tweede asielverzoek op 14 oktober 2020 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar is sindsdien spoorloos geraakt en heeft geen contact meer met zijn gemachtigde. De rechter heeft overwogen dat verzoeker geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming, nu hij zich niet beschikbaar houdt voor verhoren en interviews in de lopende bezwaarprocedure. De rechter concludeert dat er geen grond is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat verzoeker geen spoedeisend belang heeft en handelt in strijd met de openbare orde door zich als illegale vreemdeling te onttrekken aan de controle van de Arubaanse autoriteiten. De uitspraak van de rechter is definitief, er staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 31 maart 2021
Lar nr. AUA202100446

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking, van14 oktober 2020 (de bestreden beschikking), heeft verweerder de tweede asielaanvraag (het tweede asielverzoek) van verzoeker afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 22 oktober 2020 bezwaar gemaakt.
Op 14 december 2020 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend. Het verzoek is bij uitspraak van 13 januari 2021 (AUA202003267) van dit gerecht, afgewezen.
Op 12 februari 2021 heeft verzoeker wederom een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar bij dit gerecht ingediend.
Dit verzoek is behandeld ter zitting van 17 maart 2021. Verzoeker is verschenen bij zijn voornoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de voornoemde gemachtigde.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat de bestreden beschikking onzorgvuldig is en niet deugdelijk is gemotiveerd. Verweerder heeft nagelaten te motiveren waarom hij geen bescherming nodig heeft terwijl hij bewijs heeft overgelegd dat hij in Venezuela zal worden gedetineerd, aldus verzoeker. Hij is erg bang om terug te worden gestuurd naar Venezuela, omdat hij verschillende keren (in februari/maart 2016 en in maart/april 2020) is gedagvaard wegens verdenking van diverse misdrijven tegen de Staat, waaronder de verstoring van de openbare orde en vrede, het aanzetten tot oorlog en terrorisme. Dit omdat hij vanaf november 2010 actief was als lid van de politieke partijen en organisaties in de oppositie.
Het verzoek strekt – naar het gerecht begrijpt – tot het treffen van een voorlopige voorziening in die zin dat verzoeker de beslissing op zijn bezwaar alhier mag afwachten, en niet wordt uitgezet.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker te kennen gegeven dat zij telefonisch contact heeft met verzoeker, maar dat zij niet weet waar hij verblijft.
1.2
Verweerder heeft het asielverzoek afgewezen omdat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk vervolgd wordt door de Venezolaanse autoriteiten. Verweerder twijfelt aan de echtheid van de door verzoeker overgelegde kopieën van documenten vanwege de daarin geconstateerde inconsistenties, en concludeert dat de door verzoeker gestelde vrees voor vervolging, niet gegrond is. Verder heeft verweerder overwogen dat uit de verklaring van verzoeker niet is gebleken dat hij zich niet op een veilige manier zou kunnen verplaatsen binnen Venezuela om elders in eigen land te gaan wonen.
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat verzoeker geen procesbelang of spoedeisend belang heeft bij de verzochte voorziening, nu hij vanaf 16 december 2020, toen hij uit de vreemdelingenbewaring ontsnapte, spoorloos is. Verzoeker heeft gedurende de bezwaarprocedure veel documenten ingediend die hij niet eerder had overgelegd, maar kan niet worden gehoord op zijn bezwaar gericht tegen de bestreden beschikking noch op die nieuwe stukken omdat hij niet beschikbaar is, aldus verweerder.
Het formele wettelijk kader
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Het geschil
3. Ter beantwoording ligt voor de vraag of de uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Bij de beoordeling neemt de voorzieningenrechter het volgende in aanmerking.
De feiten
4.1
Verzoeker is op 14 maart 2016 als toerist Aruba binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van vier dagen. Verzoeker is na het verlopen van zijn toegestane verblijfsduur niet vertrokken.
4.2
Op 18 mei 2018 heeft verzoeker een asielaanvraag (het eerste asielverzoek) ingediend.
4.3
Bij beschikking van 29 mei 2018, door verzoeker ontvangen op 19 augustus 2019, heeft verweerder het eerste asielverzoek afgewezen.
4.4
Tegen de afwijzende beschikking op zijn eerste asielverzoek heeft verzoeker op 29 augustus 2019 bezwaar gemaakt, en bij dit gerecht een verzoek ex artikel 54 van de Lar ingediend, strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening inhoudende dat hij de beslissing op zijn bezwaar in Aruba mag afwachten.
4.5
Bij uitspraak van dit gerecht van 18 september 2019 (AUA201902966) heeft het gerecht voornoemd verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. In die uitspraak heeft de voorzieningenrechter – voor zover hier van belang – het volgende overwogen:
“(…)
4.7
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat het asielrelaas van verzoeker ongeloofwaardig is. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker in 2018 asiel heeft aangevraagd terwijl hij al in 2016 Aruba is ingereisd, hetgeen op voorhand afbreuk doet aan de oprechtheid van zijn asielverzoek. (…)
4.8
Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoeker bij zijn asielaanvraag heeft vermeld dat hij uit Venezuela is vertrokken vanwege de algemene slechte situatie. Eerst in bezwaar maakt verzoeker met overlegging van documenten melding dat hij actief is voor Primero Justicia en Alianza de Organizaciones politica. Dit doet ernstig afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn nadere relaas zoals verwoord in het verzoekschrift.
4.9
Daarbij komt dat verzoeker tussen 2015 en 2016 drie keer legaal is uitgereisd naar Aruba, hetgeen niet duidt op een gerichte individuele aandacht van de autoriteiten.
4.1
Verzoeker heeft ter zitting een verklaring omtrent goed gedrag getoond welke hij in januari 2019 in Venezuela heeft aangevraagd en verkregen. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat het aanvragen en verkrijgen van deze verklaring omtrent goed gedrag niet strookt met het betoog dat verzoeker in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat.
4.11
Evenmin ziet de voorzieningenrechter in de algemene mensenrechtensituatie in Venezuela grond voor de conclusie dat een ieder louter door zijn aanwezigheid in Venezuela een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM.
4.12
De conclusie is dat verzoeker bij terugkeer naar Venezuela geen reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM, zodat er geen noodzaak is de termijnoverschrijding niet tegen te werpen.
(…)”.
4.6
Bij onderscheiden bevelschriften van 27 augustus 2020 heeft verweerder de uitzetting en de inbewaringstelling ten behoeve van uitzetting van verzoeker bevolen. Op 28 augustus 2020 heeft de rechter-commissaris de inbewaringstelling van verzoeker rechtmatig geacht.
4.7
Op 7 september 2020 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoek strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening, in die zin dat verweerder hem niet laat uitzetten totdat hij is uitgeprocedeerd, ingediend.
4.8
Op 25 september 2020 heeft verzoeker wederom een asielaanvraag (het tweede asielverzoek) ingediend.
4.9
Bij uitspraak van 28 september 2020 (AUA202002176) is het verzoek strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening, afgewezen.
4.1
Bij bestreden beschikking van 14 oktober 2020 heeft verweerder het tweede asielverzoek afgewezen.
4.11
Op 16 december 2020 is verzoeker uit de vreemdelingenbewaring bij Guarda Nos Costa (GNC) ontsnapt. Zijn verblijfplaats is nog steeds onbekend.
4.12
Op 14 december 2020 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoek ingediend, strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening inhoudende dat hij de beslissing op zijn bezwaar alhier mag afwachten. Bij uitspraak van dit gerecht van 13 januari 2021 (AUA202003267) is het verzoek afgewezen. In die uitspraak heeft de voorzieningenrechter – voor zover hier van belang – het volgende overwogen:
“(…)
5.2
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker op 16 december 2020 uit de vreemdelingenbewaring is ontsnapt. De voorzieningenrechter overweegt dat nu verzoeker met onbekende bestemming is vertrokken er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat verzoeker geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming. Dit is slechts anders als verzoeker nog contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit impliceert dat de gemachtigde weet waar verzoeker verblijft en met verzoeker contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. De gemachtigde van verzoeker heeft desgevraagd te kennen gegeven sinds 3 december 2020 en ook na de ontsnapping geen contact meer met verzoeker te hebben gehad en niet te weten waar hij verblijft.
5.3
Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij het onderhavige verzoek. (…)”.
De beoordeling
5. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker nog steeds spoorloos is, en dat ook zijn gemachtigde niet weet waar hij verblijft. Zoals dit gerecht eerder heeft overwogen, dient er dan vanuit te worden gegaan dat verzoeker geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming, nu hij zich niet beschikbaar houdt voor verhoren en interviews in de lopende bezwaarprocedure. In onderhavige procedure heeft verzoeker bovendien geen dusdanige nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die nopen tot oordeel dat verzoeker thans wel een spoedeisend belang heeft. Dit klemt te meer nu verzoeker handelt in strijd met de openbare orde, door zich als illegale vreemdeling te onttrekken aan de controle van de Arubaanse autoriteiten.
6. Gelet op het vorenstaande is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.