In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 mei 2021 een beschikking gegeven in een verzoek tot ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] 2009. De moeder, thans gedetineerd in het KIA, heeft het ouderlijk gezag over de minderjarige, maar is door het openbaar ministerie op 15 juni 2020 onttrokken aan het gezag. De Voogdijraad heeft de minderjarige voorlopig toevertrouwd gekregen en de moeder is eerder geschorst uit het gezag bij een beschikking van 25 augustus 2020. De grootmoeder van de minderjarige, mevrouw [Belanghebbende 3], heeft zich bereid verklaard om als voogdes op te treden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2021 is de moeder via videoverbinding verschenen, evenals de grootmoeder. De Voogdijraad was vertegenwoordigd door de heer M. Loopstok. Het gerecht heeft op basis van het rapport van de Voogdijraad en de verhandelingen ter zitting geoordeeld dat er sprake is van grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het gerecht achtte het noodzakelijk om de moeder uit het ouderlijk gezag te ontzetten in het belang van de minderjarige.
De beslissing van het gerecht houdt in dat de moeder, [Belanghebbende 1], wordt ontzet uit het ouderlijk gezag over [Belanghebbende 2] en dat mevrouw [Belanghebbende 3] wordt benoemd tot voogdes over de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. E.M.D. Angela in tegenwoordigheid van de griffier.