In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind. De moeder, die momenteel gedetineerd is, heeft het ouderlijk gezag over de minderjarige, die op 3 oktober 2007 is geboren, alleen uitgeoefend. Het Openbaar Ministerie heeft op 15 juni 2020 de minderjarige aan het gezag van de moeder onttrokken en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwd. Eerder, op 25 augustus 2020, is de moeder al geschorst uit het gezag over de minderjarige voor een periode van drie maanden.
De Voogdijraad heeft een rapport opgesteld waarin grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van de minderjarige door de moeder wordt vastgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2021 zijn de moeder en de grootmoeder moederszijde verschenen, en de Voogdijraad was vertegenwoordigd door de heer M. Loopstok. Het gerecht heeft, na het horen van de betrokken partijen en het bestuderen van het rapport van de Voogdijraad, geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om de moeder uit het ouderlijk gezag te ontzetten.
De grootmoeder moederszijde heeft aangegeven bereid te zijn de voogdij over de minderjarige te aanvaarden. Aangezien er geen bezwaren zijn tegen haar benoeming, heeft het gerecht besloten om het verzoek tot ontzetting van de moeder en de benoeming van de grootmoeder als voogdes toe te wijzen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.