ECLI:NL:OGEAA:2021:219

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
AUA202003252
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatig ontslag en onderzoeksplicht werkgever in arbeidsrechtelijke geschillen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een leerkracht, aangeduid als verzoekster, en haar werkgever, de Stichting Katholiek Onderwijs Aruba (SKOA). Verzoekster was sinds 1 augustus 2013 in dienst bij SKOA en had haar arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In januari 2020 heeft verzoekster aangegeven dat zij niet beschikbaar zou zijn voor het schooljaar 2020-2021, omdat zij een eigen bedrijf wilde starten. SKOA heeft op basis van deze mededeling geconcludeerd dat verzoekster haar arbeidsovereenkomst had opgezegd. Verzoekster heeft echter nooit een formele ontslagbrief ingediend en heeft later verzocht om haar opnieuw in te plannen.

De procedure begon met een verzoekschrift van verzoekster, waarin zij stelde dat haar ontslag onregelmatig was en dat SKOA haar ten onrechte als ontslagen beschouwde. SKOA voerde aan dat verzoekster zelf het dienstverband had beëindigd. Het Gerecht heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, met bijzondere aandacht voor de communicatie tussen verzoekster en SKOA. Het Gerecht oordeelde dat verzoekster door haar gedragingen en mededelingen in januari 2020 ondubbelzinnig had aangegeven dat zij haar dienstverband wilde beëindigen.

Het Gerecht concludeerde dat SKOA gerechtvaardigd had mogen vertrouwen op de mededeling van verzoekster en dat er geen sprake was van een onregelmatige opzegging. De verzoeken van verzoekster werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met de communicatie van werknemers en de onderzoeksplicht die zij hebben in arbeidsrelaties.

Uitspraak

Beschikking van 25 mei 2021
Behorend bij AUA202003252
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
tegen:
de stichting
STICHTING KATHOLIEK ONDERWIJS ARUBA,
te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: SKOA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D.Tromp.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 18 december 2020;
- het verweerschrift, ingediend op 9 februari 2021;
- de producties van [verzoekster], ingediend op 18 februari 2021;
- de producties van SKOA, ingediend op 19 februari 2021;
- de pleitnota van [verzoekster], overgelegd op 23 februari 2021;
- de mondelinge behandeling van 23 februari 2021, waarbij zijn verschenen [verzoekster] bijgestaan door haar gemachtigde en SKOA bij haar gemachtigde en de schoolleidster van Rosario College, [naam schoolleidster] en het Hoofd Personeelszaken van SKOA, [naam hoofd PZ] (hierna te noemen: [naam hoofd PZ]).
1.2
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verzoekster] is op 1 augustus 2013 bij SKOA op contractbasis in dienst getreden als leerkracht basisschool, vanaf 1 augustus 2016 op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Haar laatst genoten salaris bedroeg Afl. 5.255,- bruto per maand. Gedurende het schooljaar 2019-2020 was [verzoekster] werkzaam bij Rosario College.
2.2
Op een formulier Personeelsplanning schooljaar 2020-2021 van Rosario College heeft [verzoekster] ingevuld dat zij niet beschikbaar voor deze school zal zijn voor het schooljaar 2020-2021. Bij reden heeft [verzoekster] vermeld: “
start eigen bedrijf → toe aan een nieuwe uitdaging”.
2.3
Op dat formulier staat verder onder meer:

PROCEDURE OVERPLAATSING
Indien een docent overplaatsing wenst dan dient de docent een schriftelijk verzoek digitaal in te dienen vóór3 april 2020bij de SKOA viainfo@skoa.aw
De procedure voor overplaatsing is als volgt:
  • docent moet zelf contact opnemen met de schoolleider van de beoogde school over eventuele vacatures
  • er dient een school gesprek plaats te vinden tussen de gewenste school en de docent die overplaatsing wenst.
  • Bij positief gesprek dan een schriftelijk verzoek voor overplaatsing aanvragen (zie uiterlijke datum boven)
  • Een verzoek voor overplaatsing betekent niet dat Skoa automatisch dit verzoek honoreerd.
  • Antwoord op verzoek ontvang je per eind juni 2020.
(…)
ONTSLAG
Indien een docent ergens anders wil gaan werken dan is de opzegtermijn minimum 2 mnd dus voor 1 juni 2020.
2.4
Bij brief van 10 februari 2020 van SKOA aan [verzoekster] staat, voor zover van belang:

Onderwerp: Wijziging benoeming
(…)
Op uw verzoek, delen wij u hierbij mede dat u met ingang van 10 februari 2020 een benoeming voor 3 dagen wordt aangeboden op de Rosario College te Oranjestad.
Deze benoeming is op contract-basis van 10 februari 2020 tot en met 31 juli 2020.
Om organisatorische redenen zal de akte van benoeming aan u op een latere tijdstip ter ondertekening worden aangeboden. (…)”
2.5
In een e-mail van 25 mei 2020 van [verzoekster] aan [naam hoofd PZ] staat, voor zover van belang:
“(…) Ik heb in januari/februari aangegeven dat ik het komende schooljaar niet meer beschikbaar ben omdat ik bezig ben met het opstarten van mijn eigen bedrijf, maar ik zou toch nog graag drie dagen per week voor Skoa willen blijven werken. Is het mogelijk dat we even samen zitten om te kijken welke mogelijkheden er zijn?”
Daarop heeft [naam hoofd PZ] op dezelfde dag geantwoord, voor zover van belang:

(…) Dat wordt niet vanuit mij geregeld maar vanuit de behoefte van de schoolhoofden zelf. Maar hier hebben hoofden nu ook geen antwoord op want we zijn nu bezig met planning en protocollen voor het onderwijs.
Ook moeten we kijken naar het schoolbudget.
Eind Juni kan ik je een lijst sturen van scholen waarmee je in gesprek kan gaan om te kijken of de schoolleider interesse heeft.
Dit moet je zelf met scholen regelen. Ik heb nu geen beeld welke school hier behoefte aan heeft.”
2.6.
Bij e-mail van 10 juli 2020 van [verzoekster] aan [naam hoofd PZ] staat, voor zover van belang:
“(…)
Even een vraagje: weet jij op welke school ik volgend jaar ben ingedeeld? Ik heb zo mijn afscheid hier op Rosario, maar weet niet waar ik na de vakantie ga starten...
Ik heb contact gehad met de directeur van Ura Abao om daar al vaste vervanger te gaan werken. Mocht dat nog mogelijk zijn, zou dat fijn zijn! (…)”
Daarop heeft [naam hoofd PZ] op dezelfde dag geantwoord:
“(…) Ik ben nu in de war. Heb jij niet ontslag genomen. Dus nieuwe schooljaar heb ik jou niet in de planning.”
2.7
Op 8 juli 2020 heeft SKOA besloten aan [verzoekster] met ingang van 1 augustus 2020 op eigen verzoek eervol ontslag te verlenen als volledig bevoegd leerkracht bij het basisonderwijs.

3.HET VERZOEK

3.1 [
verzoekster] verzoekt het Gerecht - na wijziging - om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat het aan [verzoekster] verleende ontslag onregelmatig is geschied;
voor recht te verklaren dat het aan [verzoekster] verleende ontslag kennelijk onredelijk is;
Stichting Katholiek Onderwijs Aruba te veroordelen om tegen kwijting aan [verzoekster] te betalen een bedrag van AWG 11.629,94 ter zake onregelmatig ontslag (opzegtermijn) en Afl. 34.884,00 ter zake schadevergoeding naar billijkheid, dan wel enig ander door U E.A. vast te stellen bedrag(en);
Stichting Katholiek Onderwijs Aruba te veroordelen om aan [verzoekster] te betalen de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over de onder c. toegewezen bedragen, te rekenen vanaf de opeisbaarheid hiervan tot de dag der voldoening;
subsidiair, iedere andere door het gerecht in alle goede justitie te vermenen voorziening te treffen;
alles met veroordeling van SKOA in de kosten van dit geding.
3.2
Aan dit verzoek heeft [verzoekster] het volgende ten grondslag gelegd. SKOA is ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat [verzoekster] ontslag zou hebben genomen, nadat zij in januari 2020 op een standaardformulier heeft ingevuld dat zij voor Rosario College het komend schooljaar niet beschikbaar zal zijn, omdat zij haar eigen bedrijf gaat starten. Het opstarten van een eigen bedrijf was weliswaar ten tijde van het invullen van het planningsformulier de bedoeling, maar [verzoekster] heeft nadien geen ontslagbrief ingediend. Enkele maanden nadien heeft [verzoekster] zich gerealiseerd dat zij nog niet klaar was om een eigen bedrijf op te starten. Op 25 mei 202 heeft [verzoekster] aan SKOA verzocht om haar alsnog in te plannen, zodat voor SKOA duidelijk moest zijn dat [verzoekster] geen ontslag had willen nemen. Nu de gevolgen van de beëindiging van de dienstbetrekking van [verzoekster] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van SKOA, is SKOA wettelijke schadeloosstelling en vergoeding naar billijkheid verschuldigd wegens kennelijk onredelijk ontslag, aldus [verzoekster].
3.3
SKOA heeft gemotiveerd verweer gevoerd, inhoudende dat [verzoekster] niet is ontslagen, maar zelf het dienstverband heeft beëindigd.

4.DE BEOORDELING

4.1.
Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag of het formulier personeelsplanning 2020-2021 van Rosario College dat [verzoekster] in of omstreeks januari/februari 2020 heeft ingevuld, in samenhang bezien met haar gedragingen en mededelingen in die periode kan worden aangemerkt als een opzegging van de arbeidsovereenkomst, of SKOA zich zonder nader onderzoek op die gedragingen en mededelingen kan beroepen, en of daardoor een einde is gekomen aan de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
4.2
Gelet op de verstrekkende gevolgen die het beëindigen van het dienstverband voor de werknemer kan hebben, is het vaste rechtspraak (onder meer HR 10 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS8387) dat een werknemer slechts dan aan zijn ontslagneming kan worden gehouden wanneer sprake is van een ondubbelzinnige, op beëindiging gerichte wilsverklaring. Daarnaast geldt op grond van vaste rechtspraak dat de eisen van de goede trouw - in verband met die verstrekkende gevolgen - kunnen meebrengen dat de werkgever, hoezeer deze de betreffende uitingen als een ontslagneming heeft opgevat en mocht opvatten, de werknemer toch niet aan de ontslagneming mag houden indien er niet aan de zijde van de werkgever sprake is van een relevant nadeel. De vraag in hoeverre op een werkgever een onderzoeksplicht rust ter zake van de werkelijke bedoeling van de mededelingen of gedragingen van zijn werknemer, waaruit hij een ontslagneming heeft menen te mogen afleiden, kan slechts worden beantwoord in het licht van de omstandigheden en is derhalve sterk verweven met de feiten (zie: HR 12 september 1986, NJ 1987, 267 Westhoff/Spronsen).
4.3
Desgevraagd heeft [verzoekster] ter zitting bevestigd dat in januari 2020 een gesprek tussen [verzoekster] en [naam hoofd PZ] heeft plaatsgevonden, waarbij [verzoekster] te kennen heeft gegeven met ingang van het schooljaar 2020-2021 een eigen bedrijf te willen beginnen, om die reden met ingang van dat schooljaar te willen stoppen met werken, en in aanloop hiervan op korte termijn minder wil gaan werken, te weten drie dagen in de week. Voorts staat vast dat [verzoekster] nadien bij het invullen van het formulier personeelsplanning 2020-2021 heeft vermeld dat zij voor 2020-2021 niet beschikbaar zal zijn als leerkracht voor het Rosario College, waar zij op dat moment werkzaam was, omdat zij haar eigen bedrijf gaat starten. SKOA heeft verder onbetwist gesteld dat [verzoekster] niet tijdig een procedure voor overplaatsing naar een andere school heeft gestart. Naar het oordeel van het Gerecht heeft [verzoekster] hiermee de arbeidsovereenkomst duidelijk en ondubbelzinnig opgezegd. Daarbij wordt in het bijzonder in aanmerking genomen dat [verzoekster] ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat het ten tijde van voormeld gesprek met [naam hoofd PZ] in januari 2020 haar bedoeling was om met ingang van het schooljaar 2020-2021 geheel te stoppen met werken voor SKOA, zodat zij zich volledig kon toeleggen op haar eigen bedrijf. Op dat moment was ze al begonnen met de werkzaamheden om haar eigen bedrijf op te starten. Eerst gedurende de coronacrisis heeft zij besloten haar plannen te wijzen in die zin dat zij zich niet meer volledig wilde richten op haar eigen bedrijf, aldus nog altijd [verzoekster] ter zitting. Verder neemt het Gerecht in aanmerking dat, zoals niet in geschil is, [verzoekster] op 8 februari 2020 op haar sociale mediapagina heeft vermeld: “
Na 17 jaar basisonderwijs heb ik mijn baan opgezegd! Ik neem je mee in mijn reis als startende ondernemer op Aruba. (…)”
4.4
Voorts ziet het Gerecht in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de eisen van goede trouw meebrengen dat SKOA [verzoekster] niet aan de ontslagneming mag houden. Daarbij neemt het Gerecht in aanmerking dat SKOA geen voordeel heeft gehad bij de opzegging van [verzoekster]. SKOA raakte immers een ervaren leerkracht kwijt en is, zo heeft SKOA ter zitting onweersproken gesteld, nog altijd bereid om, vanwege de kwaliteiten van [verzoekster] en het tekort aan leerkrachten, [verzoekster] opnieuw in dienst te nemen. Anderzijds heeft [verzoekster] ter zitting te kennen gegeven dat zij inmiddels haar eigen bedrijf is begonnen en niet weer bij SKOA in dienst wil treden.
4.5
Het Gerecht komt daarmee tot de slotsom dat SKOA, gelet op alle omstandigheden van het geval, gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op de mededeling van [verzoekster] dat zij met ingang van het schooljaar 2020-2021 niet meer werkzaam wenst te zijn bij SKOA. Van SKOA hoefde onder de gegeven omstandigheden niet verlangd te worden dat zij een nader onderzoek zou verrichten naar de vraag of [verzoekster] daadwerkelijk de bedoeling had om ontslag te nemen, met de mogelijkheid voor [verzoekster] om op haar mededeling terug te komen. Van handelen in strijd met een op SKOA rustende onderzoeksplicht is dan ook geen sprake. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat ook in mei 2020, op het moment dat [verzoekster], naar gesteld, inzag dat gedurende de coronacrisis het voor haar niet opportuun was om volledig afhankelijk te zijn van haar eigen bedrijf, [verzoekster] geen herstel van de dienstbetrekking, te weten een dienstbetrekking als voltijds basisschoolleerkracht voor onbepaalde tijd, wenste. Desgevraagd heeft [verzoekster] ter zitting verklaard dat het in mei 2020 haar bedoeling was om op een andere school gedurende drie dagen in de week een andere functie te gaan vervullen, om zo de gelegenheid te krijgen om haar bedrijf gedurende de resterende twee dagen in de week op te bouwen. Dat [verzoekster] op dat moment geen volledig herstel van de opgezegde dienstbetrekking wenste, strookt ook met voormelde emailcommunicatie die in mei 2020 tussen partijen heeft plaatsgevonden, zodat SKOA daar vanuit mocht gaan. In dit verband weegt mee dat, zoals SKOA ter zitting onweersproken heeft gesteld, SKOA in beginsel geen parttimefuncties kent, en dat ook de door [verzoekster] beoogde functie van vaste vervanger een voltijdsfunctie betreft, omdat de vaste vervanger in alle klassen en op alle scholen waar nodig kan worden ingezet.
4.6
Het vorenstaande betekent dat het Gerecht de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verzoekster] als rechtsgeldig beoordeelt. De verzoeken van [verzoekster], alle erop gegrond dat zij door SKOA is ontslagen, zullen worden afgewezen.
4.7. [
verzoekster] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van SKOA worden vastgesteld op Afl. 2.500,-- voor salaris gemachtigde (2 punten x tarief 5).

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
wijst de verzoeken af;
5.2
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van SKOA vastgesteld op Afl. 2.500,--;
5.3
verklaart de veroordelingen in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth rechter in dit Gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 mei 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.