ECLI:NL:OGEAA:2021:218

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
AUA202100213
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening inzake toegang tot Aruba

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 maart 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Het verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. Kock, vroeg om toegang tot Aruba, nadat haar eerder op 11 december 2020 de toegang was geweigerd. De weigering was gebaseerd op het feit dat verzoekster tot en met 8 februari 2025 uit Aruba was verwijderd, zoals vastgesteld in het Radex/Rps systeem.

Verzoekster betwistte de grondslag van de toegangsweigering en voerde aan dat zij een vergunning tot tijdelijk verblijf had gekregen, geldig tot 9 september 2020, en dat zij op 1 december 2020 een bewijs tot terugkeer had ontvangen. De voorzieningenrechter overwoog dat het gevorderde verzoek geen voorlopig karakter had, omdat toewijzing van het verzoek zou leiden tot een onomkeerbare situatie, terwijl verweerder nog niet op het bezwaar had beslist. De rechter concludeerde dat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die aanleiding konden geven om de verzochte voorlopige voorziening toe te wijzen.

Uiteindelijk werd het verzoek afgewezen, en de rechter benadrukte dat er geen wettelijke grondslag was voor een proceskostenveroordeling in deze procedure. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 10 maart 2021
Lar nr. AUA202100213

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

verblijvend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D. Kock,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking 11 december 2021 (de bestreden beschikking) is aan verzoekster de toegang tot Aruba geweigerd.
Hiertegen heeft verzoekster op 22 januari 2021 bezwaar gemaakt.
Op 26 januari 2021 heeft verzoekster zich tot het gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek is op 22 februari 2021 ter zitting behandeld, alwaar zijn verschenen verzoekster bij haar gemachtigde voornoemd. Verweerder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
1.2
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
De standpunten van partijen
2.1
Verweerder heeft verzoekster bij bestreden beschikking van 11 december 2020 de toegang tot Aruba geweigerd, daar uit het Radex/Rps systeem is gebleken dat verzoekster tot en met 8 februari 2025 uit Aruba is verwijderd.
2.2
Verzoekster voert aan dat de reden voor de weigering niet juist is, daar aan verzoekster op 19 november 2020 een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel huishoudelijk personeel, geldig tot 9 september 2020, is verleend en daar aan verzoekster op 1 december 2020 een bewijs tot terugkeer is verleend. Derhalve is de aan verzoekster bij bestreden beschikking gegeven toegangsweigering op een verkeerde grondslag gebaseerd. De bestreden beschikking kan dan ook niet in stand blijven, aldus verzoekster. Het verzoek strekt ertoe verweerder te bevelen verzoekster bij haar eerdaags reis tot Aruba toe te laten, zulks op straffe van een dwangsom.
De beoordeling
3.1
Aan verzoekster is op 19 november 2020 een eerste vergunning tot tijdelijk verblijf met toestemming om te werken verleend, welke vergunning tot 9 september 2020 geldig was. De gemachtigde van verzoekster heeft ter zitting medegedeeld dat verzoekster om verlenging van haar verblijfsvergunning heeft verzocht. Aan verzoekster is, op eigen verzoek, op 1 december 2020 een bewijs tot terugkeer verleend opdat zij naar Colombia kon reizen onder de voorwaarde dat verzoekster vóór 9 december 2020 naar Aruba terug zou keren. Op 11 december 2020 is verzoekster bij haar terugkeer naar Aruba de toegang geweigerd. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster, desgevraagd, verklaard dat verzoekster niet eerder dan 11 december 2020 naar Aruba kon terugreizen daar de vluchten vanuit Colombia naar Aruba vanwege Covid niet dagelijks konden plaatsvinden.
3.2
De voorzieningenrechter overweegt allereest dat het gevorderde in deze zaak, te weten dat verweerder wordt opgedragen verzoekster bij haar eerdaags reis tot Aruba toe te laten, geen voorlopig karakter heeft. Indien thans de voorlopige voorziening wordt toegewezen zal verzoekster Aruba in kunnen reizen zodat haar toelating tot Aruba een voldongen feit is, terwijl verweerder nog niet op het bezwaar heeft beslist. De gevolgen van toewijzing van de voorlopige voorziening zijn dan ook onomkeerbaar. De voorzieningenrechter overweegt dan ook dat alleen zeer bijzondere omstandigheden aanleiding kunnen geven de verzochte voorlopige voorziening toe te wijzen.
3.3
Van dergelijke zeer bijzondere omstandigheden is niet gebleken. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster een lopende vergunningsaanvraag heeft ter verlenging van de aan haar op 19 november 2020 verleende tijdelijke verblijfsvergunning met als doel huishoudelijk personeel. Verzoekster heeft op 1 december 2020 een bewijs van terugkeer gekregen met de voorwaarde dat zij vóór 9 december 2020 naar Aruba moest terugkeren. Verzoekster is echter pas op 11 december 2020 naar Aruba teruggekeerd. Aan de aan het bewijs van terugkeer verbonden voorwaarde heeft verzoekster derhalve niet voldaan. Dat de toegangsweigering van verzoekster van iedere grond ontbloot is, is de voorzieningenechter dan ook niet gebleken. Het betoog van de gemachtigde van verzoekster dat er vanwege de covidpandemie geen dagelijkse vluchten van Colombia naar Aruba zijn, kan verzoekster niet baten. Gesteld noch gebleken is dat het voor verzoekster onmogelijk was tijdig terug te keren. Dat in de bestreden beschikking ten onrechte zou zijn vermeld dat verzoekster tot 8 februari 2025 uit Aruba is verwijderd, maakt het voorgaande niet anders. Een eventueel gebrek in het besluit kan immers in de bezwaarfase worden hersteld. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in een voorlopige voorzieningprocedure geen wettelijke grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.