ECLI:NL:OGEAA:2021:218
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige voorziening inzake toegang tot Aruba
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 maart 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Het verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. Kock, vroeg om toegang tot Aruba, nadat haar eerder op 11 december 2020 de toegang was geweigerd. De weigering was gebaseerd op het feit dat verzoekster tot en met 8 februari 2025 uit Aruba was verwijderd, zoals vastgesteld in het Radex/Rps systeem.
Verzoekster betwistte de grondslag van de toegangsweigering en voerde aan dat zij een vergunning tot tijdelijk verblijf had gekregen, geldig tot 9 september 2020, en dat zij op 1 december 2020 een bewijs tot terugkeer had ontvangen. De voorzieningenrechter overwoog dat het gevorderde verzoek geen voorlopig karakter had, omdat toewijzing van het verzoek zou leiden tot een onomkeerbare situatie, terwijl verweerder nog niet op het bezwaar had beslist. De rechter concludeerde dat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die aanleiding konden geven om de verzochte voorlopige voorziening toe te wijzen.
Uiteindelijk werd het verzoek afgewezen, en de rechter benadrukte dat er geen wettelijke grondslag was voor een proceskostenveroordeling in deze procedure. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.