ECLI:NL:OGEAA:2021:212

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
AUA202100237
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot termijnoverschrijding bezwaarschrift

In deze zaak heeft de verzoeker, wonend in Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek was gericht tegen een beschikking van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu, die op 1 december 2020 was gegeven. De beschikking hield in dat de verzoeker illegale constructies op zijn perceel diende te verwijderen, met aanzegging van bestuursdwang. De verzoeker heeft op 29 januari 2021 bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar het bezwaarschrift was te laat ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op 12 januari 2021 was verstreken.

Tijdens de zitting op 3 maart 2021 werd vastgesteld dat de beschikking op dezelfde dag aan de verzoeker was uitgereikt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij het bezwaarschrift tijdig had ingediend. Gelet op de termijnoverschrijding werd het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was voor toewijzing van het verzoek tot voorlopige voorziening, aangezien het bezwaar niet ontvankelijk was. De uitspraak werd gedaan op 17 maart 2021 door de voorzieningenrechter, mr. M.E.B. de Haseth, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 17 maart 2021
Lar nr. AUA202100237

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

wonend in Aruba,
VERZOEKER,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 1 december 2020 heeft verweerder verzoeker onder aanzegging van bestuursdwang gelast tot verwijdering van illegale constructies op het perceel [adres].
Daartegen heeft verzoeker op 29 januari 2021 bezwaar gemaakt. Op dezelfde dag heeft hij bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Verweerder heeft nadere stukken ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 3 maart 2021, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 11, eerste lid van de Lar, bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die, waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, wordt een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
Ingevolge artikel 54, eerste lid, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2. Het verzoek strekt tot schorsing van de beschikking van 1 december 2020.
3. De in bezwaar bestreden beschikking is gedagtekend 1 december 2020. Ingevolge artikel 11, eerste lid van de Lar is de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen die beschikking op 2 december 2020 aangevangen en op 12 januari 2021 geëindigd. Verzoeker heeft het bezwaarschrift op 29 januari 2021, derhalve na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn, ingediend. Ter zitting is komen vast te staan dat de beschikking van 1 december 2020 op dezelfde dag aan verzoeker is uitgereikt. Verzoeker heeft niet aannemelijk maakt dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
3. Naar voorlopig oordeel dient het door verzoeker tegen de beschikking van 1 december 2020 gemaakte bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk te worden verklaard. Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor toewijzing van het verzoek.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.