In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in een alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de vader van twee minderjarige kinderen. De vader, die in persoon procedeerde, werd verzocht om een maandelijkse bijdrage te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door de Voogdijraad, stelde dat de vader onvoldoende bijdroeg aan de kosten, terwijl de vader aanvoerde dat hij zijn verplichtingen al behoorlijk nakwam, aangezien de kinderen doordeweeks bij hem verbleven en hij voor hun verzorging zorgde.
De procedure omvatte meerdere zittingen, waaronder een mondelinge behandeling op 24 november 2020 en een eerdere zitting op 7 juli 2020. De vader voerde aan dat hij een AOV-uitkering ontving en dat zijn financiële situatie hem niet in staat stelde om de gevraagde alimentatie te betalen. De moeder stelde daarentegen dat de vader ook moest bijdragen aan de schoolkosten van de kinderen.
Het gerecht heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de vader zijn verplichtingen al nakomt. De vader heeft een netto-inkomen van Afl. 1.282,- per maand, terwijl de moeder een netto-inkomen heeft van Afl. 5.413,- per maand. Gezien de omstandigheden en de zorg die de vader voor de kinderen biedt, heeft het gerecht besloten het verzoek tot betaling van kinderalimentatie af te wijzen. De beslissing is genomen op basis van de wettelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, waarbij de verplichtingen van ouders om in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen te voorzien, centraal staan.