ECLI:NL:OGEAA:2021:196

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
AUA202002647
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verblijfsvergunning op basis van besmettelijke ziekte in het kader van gezinshereniging

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 april 2021 uitspraak gedaan over de weigering van een verblijfsvergunning aan een appellant die lijdt aan hiv-infectie en syfilis. De appellant, geboren in de Dominicaanse Republiek, had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van gezinshereniging. De aanvraag werd afgewezen op basis van een negatief advies van de Directie Volksgezondheid, die oordeelde dat het verlenen van een verblijfsvergunning in strijd zou zijn met het algemeen belang en de openbare orde, gezien de besmettelijke aard van de ziekten. Het gerecht overwoog dat de bepalingen van de Landsverordening infectieziekten en het beleid van verweerder vereisen dat aan personen met dergelijke infectieziekten geen vergunning tot verblijf wordt verleend, ongeacht de medische behandeling die de appellant ondergaat.

De appellant voerde aan dat hiv/aids niet onder de Landsverordening besmettelijke ziekten valt en dat hij in de Dominicaanse Republiek mogelijk niet adequaat behandeld kan worden. Het gerecht verwierp deze argumenten en stelde vast dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op basis van de geldende wetgeving. De uitspraak benadrukt de strikte naleving van de regels omtrent volksgezondheid en de bescherming van de openbare orde in het toelatingsbeleid van Aruba. De rechter verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarmee de eerdere beslissing van de minister om de verblijfsvergunning te weigeren werd bevestigd.

Uitspraak

Uitspraak van 19 april 2021
Lar nr. AUA202002647

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. N.R. Sneek (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 25 februari 2020 is de aanvraag van appellant om een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel gezin, afgewezen.
Hiertegen heeft appellant op 13 maart 2020 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift.
Appellant heeft, hangende de bezwaarprocedure, bij dit gerecht een verzoek ex artikel 54 van de Lar ingediend. Bij uitspraak van 8 juni 2020 (AUA202001094) heeft de voorzieningenrechter de beschikking geschorst in zoverre dat appellant niet mocht worden uitgezet totdat op zijn bezwaar zou zijn beslist.
Bij beslissing van 8 september 2020 (de bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar van appellant van 13 maart 2020, ongegrond verklaard, onder handhaving van de afwijzende beschikking van 25 februari 2020.
Tegen de bestreden beslissing heeft appellant op 20 oktober 2020 beroep bij dit gerecht ingesteld, door indiening van een pro forma beroepschrift, dat is geregistreerd onder nummer AUA202002609. Op 26 oktober 2020 heeft appellant de gronden waarop zijn beroep berust, ingediend. Dit geschrift is geregistreerd onder nummer AUA202002647. De zaak zal verder worden behandeld onder laatstgenoemd nummer.
Verweerder heeft op 28 januari 2021 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2021. Appellant is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Appellant kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf en heeft zich daarbij - samengevat - op het standpunt gesteld dat Hiv/aids niet een ziekte is waarop de Landsverordening besmettelijke ziekten (Lbz) van toepassing is. Verder heeft appellant aangevoerd dat serieus kan worden betwijfeld of appellant in de Dominicaanse Republiek voor zijn ziekte kan worden behandeld, zodat niet kan worden uitgesloten dat bij terugkeer naar zijn eigen land een risico kan ontstaan van schending van artikel 3 EVRM. Appellant verzoekt vernietiging van de bestreden beslissing, met veroordeling van verweerder in de kosten van het geding.
1.2
Aan de bestreden beslissing is ten grondslag gelegd dat het in strijd met het algemeen belang en de openbare orde is om aan een vreemdeling die aan een besmettelijke ziekte als bedoeld in de Landsverordening infectieziekten lijdt, een verblijfsvergunning te verlenen.
In zijn verweerschrift heeft verweerder -zakelijk weergegeven- nog aangevoerd, dat het hem in verband met medisch geheim niet bekend was aan welke infectieziekte appellant lijdt, en dat appellant in de gevoerde procedures zelf een brief van zijn behandelend specialist heeft overgelegd waaruit volgt dat hij HIV-positief is. De functionarissen van de Directie Volksgezondheid/Dienst Besmettelijke Ziekte (DVG/DBZ), zijn van oordeel dat de situatie van de ziekte van appellant, zoals beschreven in de brief van de specialist, geen blijvende is en dat het verloop van de ziekte afhankelijk is van verschillende factoren die niet in die brief staan beschreven. Het advies van de DVG/DBZ komt conform de procesbeschrijving van 21 augustus 2017, op zorgvuldige wijze tot stand en is inhoudelijk inzichtelijk en concludent, aldus verweerder.
Het geschil
2. Ter beantwoording ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft geweigerd aan appellant een vergunning tot tijdelijk verblijf, te verlenen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
3.1
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1976 in de Dominicaanse Republiek en van Dominicaanse nationaliteit, is op [trouwdatum] 2019 in de Dominicaanse Republiek in het huwelijk getreden met de in Aruba geboren vrouw, [echtgenote], van Nederlandse nationaliteit.
3.2
Appellant heeft op 2 september 2019 een aanvraag ingediend voor een eerste vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van gezinshereniging.
3.3
Aan appellant is op 21 november 2019 een “voorlopige toelating tot Aruba (VTA)” verstrekt, opdat hij binnen dertig dagen na aankomst zich bij de Directie Volksgezondheid meldt met medische resultaten ter verkrijging van een verklaring van geen bezwaar.
3.4
Appellant is op 19 december 2019 Aruba ingereisd. Hij is in de periode van 20 december 2019 tot 15 januari 2020 medisch onderzocht (o.a. anti-HIV test, VDRL-test, Hepatitis-B test, TB screening).
3.5
In zijn brief van 20 januari 2020, schrijft de behandelend internist-infectioloog het volgende:
“(…) patiënt, dhr. [appellant] (…) zag ik op de polikliniek interne geneeskunde op 15.1.2020 ivm een nieuwe HIV infectie. (…)
Anamnese: In verband met gezondheidsverklaring voor werkvergunning HIV test gedaan, welke positief blijkt. 6 mnd geleden in St. Domingo zou deze nog negatief zijn. (…) Nooit voor syfilis behandeld. (…)
Bespreking: Het betreft een 43 jarige man zonder symptomen welke HIV positief blijkt, zowel bij confirmatie als bij viral load meting. Omdat hij geen verzekering heeft deed ik geen aanvullende diagnostiek maar startte ik gelijk met antivirale behandeling. (…) Verder heeft hij een latente syfilis van onbekende duur (…) hoe dan ook bevestigt de positieve treponema blot de diagnose en hij is nooit eerder behandeld (…).”
3.6
Bij brief van 27 januari 2020 bericht de behandelend huisarts aan de DIMAS, dat appellant een anti-HIV (+) pos en een VRRL (+) pos heeft en onder behandeling is van een infectioloog.
3.7
Bij verklaring (20-0103) van 6 februari 2020, heeft de Dienst Besmettelijke Ziekten (DBZ) van de Directie Volksgezondheid (DVG) met betrekking tot de aanvraag van geen bezwaar medische testen ten behoeve van appellant, verklaard dat er wel bezwaren bestaan en dat er negatief wordt geadviseerd op het verzoek om verlening van een verblijfsvergunning aan appellant.
3.8
Bij beschikking van 25 februari 2020 heeft verweerder het verzoek van appellant om een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging, afgewezen. In de beschikking staat onder meer:
“(…)
Uw aanvraag is geweigerd op grond van een negatief advies van de afdeling DBZ i.v.m. uw medische keuring t.b.v. DIMAS, waardoor uw toelating op Aruba in algemeen belang ongewenst is.
(…)”.
3.9
Tegen deze beschikking heeft appellant bezwaar gemaakt.
3.1
In zijn brief van 12 maart 2020, schrijft voornoemde behandelend specialist, het volgende:
“(…) Dhr. [appellant] (…) is bij mij onder controle ivm een HIV infectie.
(…) Hij werd door mij sinds 15 januari 2020 behandeld met antivirale therapie. In het laboratoriumonderzoek van 11 maart 2020 heeft hij een ondetecteerbare HIV load. Dit betekent dat dankzij de antivirale therapie er geen HIV virus meer aantoonbaar is. (…)
Conclusie: HIV, goed onder controle met antivirale therapie. Niet langer infectieus. (…)”.
3.11
Bij de bestreden beslissing heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en de beschikking van 25 februari 2020 gehandhaafd. Verweerder heeft daarbij onder andere het volgende vermeld:
“(…) Op 2 september 2019 is ten uw behoeve, een verblijfsvergunningsaanvraag bij DIMAS ingediend. (…) De aanvraag betreft een eerste toelating om in Aruba te verblijven. (…)
In de verklaring (20-0103) van 4 februari 2020 is vermeld dat de DBZ wel bezwaar heeft en bijgevolg negatief adviseert op uw verzoek (CRV-[nummer]).
Het is in strijd met het algemeen belang en de openbare orde om aan een vreemdeling die, aan een besmettelijke ziekte als bedoeld in de Landsverordening infectieziekten Ab 2019 no 27 lijdt, een verblijfsvergunning te verlenen. (…)
De verklaring van de DBZ is een bevoegdheid van de Directeur van de Directie Volksgezondheid. De Minister belast met vreemdelingenzaken en integratiebeleid dient het advies van de DBZ te volgen. Het verlenen van een verblijfsvergunning aan u is in strijd met de openbare orde en het algemeen belang. De verklaring van Internist-Infectioloog Dr. Rodenburg doet het advies van de Directie Volksgezondheid niet teniet (…). (…)
Het is bij artikel 7 vierde lid LTU jo. artikel 14 tweede lid Toelatingsbesluit geregeld dat er geen verblijfsvergunning wordt verleend aan iemand die lijdt aan een besmettelijke ziekte als bedoeld in de Landsverordening infectieziekten Ab 2019 no 27, de afwijzingsredenen is dus bij wet in de zin van de tweede lid van artikel 8 EVRM geregeld. (…)
Het feit dat uw echtgenote [haar] hele leven dient te veranderen om in uw land van herkomst te vestigen, is niet een objectieve belemmering om uw gezinsleven aldaar voort te zetten. (…)”
3.12
Hiertegen richt zich onderhavig beroep.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 7, eerste lid van de Ltu wordt een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend door of namens de minister, belast met vreemdelingen- en integratiebeleid.
Voor zover hier van belang worden, ingevolge het vierde lid, bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voorschriften gesteld, waaraan met het oog op de openbare orde, de veiligheid, de volksgezondheid, moet zijn voldaan, alvorens aan een appellant een vergunning kan worden verleend.
4.2
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ltu kan door of namens de minister, belast met vreemdelingenzaken, een verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf, worden geweigerd in verband met de openbare orde of het algemeen belang, waartoe ook de bescherming van de volksgezondheid en de arbeidsmarkt wordt gerekend te behoren.
4.3
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van het Toelatingsbesluit, wordt bij regeling van de minister bepaald, welke gegevens en bescheiden een toelatingsplichtige bij het indienen van een verzoek om toelating op grond van een vergunning tot tijdelijk verblijf dient over te leggen.
Ingevolge het tweede lid, wordt geen vergunning verleend aan degene, ten aanzien van wie niet is gebleken, dat hij niet lijdt aan een infectieziekte als bedoeld in de Landsverordening infectieziekten; de Minister stelt regels ten aanzien van de wijze waarop zulks moet worden aangetoond.
4.4
Ingevolge artikel 1.1, tweede lid, van de Landsverordening infectieziekten (AB 2019 no. 27) (hierna: de LIZ) wordt onder Groep C, onder andere als infectieziekten aangemerkt: HIV-infectie/AIDS (Humaan immunodeficiëntie virus) en Syfilis (Treponema pallidum).
De LIZ is met ingang van 17 maart 2020 in werking getreden.
4.5
Het beleid van verweerder ter zake de voorwaarden en voorschriften volksgezondheid, zoals neergelegd in het Toelatingshandboek 2018, onder paragraaf C. Algemene voorschriften en voorwaarden, pagina 14 luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“(…) C.8 Gezondheid
Toelating vindt plaats onder voorwaarde dat de resultaten van het medisch onderzoek dat plaatsvindt op Aruba na binnenkomst, in orde zijn. Dit betekent dat de vergunningsplichtige persoon geen chronische - of besmettelijke ziekten mag hebben. De vergunningsplichtige dient zich binnen 30 dagen na binnenkomst op Aruba, te melden bij een erkende en als zodanig ingeschreven huisarts. De arts zal alsdan de benodigde medische testen voorschrijven, waarna de vergunningsplichtige na aflegging daarvan en na verkregen resultaten van de huisarts, de resultaten van het medisch onderzoek - tezamen met de originele VTA met dagstempel binnenkomst - overhandigen aan de Directie Volksgezondheid (DVG). De Directie Volksgezondheid zal op een vertrouwelijke wijze de resultaten van het onderzoek aan de DIMAS doen toekomen. (…)”
De beoordeling
5.1
Het gerecht overweegt dat uit voornoemde bepalingen voortvloeit dat aan een vergunningsplichtige persoon, die lijdt aan hiv-infectie/aids of aan syfilis geen vergunning tot (tijdelijk) verblijf wordt verleend.
5.2
In dit geval is niet in geschil dat appellant hiv-positief is en syfilis heeft. Dat hij zijn infectieziekten met medicatie onder controle heeft, is bij de toepassing van voornoemde bepalingen niet relevant. Naar het oordeel van het gerecht heeft verweerder terecht met toepassing van bovenstaande bepalingen en mede naar aanleiding van de verklaring van bezwaar van de Directie Volksgezondheid, het verzoek om verlening van een verblijfsvergunning geweigerd.
5.3
Het gerecht overweegt verder, dat bedoelde besmettelijke ziekten (hiv/aids en syfilis) ook in de inmiddels ingetrokken Landsverordening Besmettelijke Ziekte (Lbz), in artikel 4, eerste lid, in samenhang met artikelen 1 en 3 van het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 1 december 1992, ter uitvoering van voornoemd artikel 4 (AB1992 no. 117), als ziekten waarop de algemene bepalingen van de Lbz van toepassing zijn, waren aangemerkt, en als zodanig aanleiding gaven om een verblijfsvergunning te weigeren. Hetgeen appellant hierover heeft aangevoerd, geeft het gerecht geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
5.4
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken op 19 april 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.