ECLI:NL:OGEAA:2021:187

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
14 mei 2021
Zaaknummer
AUA20201174
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitblijven beslissing op bezwaar en uitzetting van Venezolaanse toerist

In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar met betrekking tot een bevelschrift tot uitzetting. De appellante, een Venezolaanse toerist die op 23 oktober 2019 Aruba binnenkwam, werd op 9 januari 2020 aangehouden door de afdeling Vreemdelingentoezicht. Op 10 januari 2020 werd haar uitzetting bevolen, met een periode van niet toelating van achttien maanden. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing en diende op 16 januari 2020 een verzoek tot schorsing in, dat op 12 februari 2020 werd afgewezen. Op 7 mei 2020 stelde appellante beroep in tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar.

Tijdens de zitting op 9 november 2020 werd duidelijk dat appellante inmiddels was uitgezet op 2 maart 2020, waardoor zij geen procesbelang meer had bij haar beroep. Het gerecht oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de bestreden beschikking reeds was uitgevoerd. Daarnaast werd het standpunt van appellante dat zij schade had geleden door de uitzetting ongegrond verklaard, aangezien zij geen bewijs had geleverd van de geleden schade of van de redenen voor schadevergoeding.

De rechter verklaarde het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar niet-ontvankelijk en het beroep met betrekking tot schadevergoeding ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 22 februari 2021, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 22 februari 2021
Lar nr. AUA202001174

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellante],

domicilie kiezend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood (Dimas).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 10 januari 2020 heeft verweerder de uitzetting van appellante bevolen, onder oplegging van een periode van niet toelating van achttien (18) maanden (hierna: de bestreden beschikking).
Hiertegen heeft appellante op 16 januari 2020 bezwaar gemaakt. Appellante heeft op die datum tevens een verzoek ex artikel 54 van de Lar ingediend bij dit gerecht, strekkende tot schorsing van de bestreden beschikking.
Bij uitspraak van 12 februari 2020 in de zaak met nummer AUA202000119 heeft de voorzieningenrechter voornoemd verzoek afgewezen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 7 mei 2020 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2020. Partijen zijn bij hun gemachtigden verschenen.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1990 in Venezuela en van Venezolaanse nationaliteit, is op 23 oktober 2019 als toerist Aruba binnengekomen, met een toegestane verblijfsduur van vijftien dagen. Aan appellante zijn nooit vergunningen tot tijdelijk verblijf verleend.
1.2
Op 9 januari 2020 in de nachtelijke uren is appellante tijdens een controle door medewerkers van de afdeling Vreemdelingentoezicht van het Korps Politie Aruba (hierna: GNC) werkzaam aangetroffen, en aangehouden.
1.3
Bij bestreden beschikking van 10 januari 2020 heeft verweerder de uitzetting van appellante bevolen en aan haar een periode van niet toelating van 18 maanden opgelegd. Hiertegen heeft zij bezwaar gemaakt.
1.4
Op 11 januari 2020 heeft appellante een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag heeft zij op 20 februari 2020 ingetrokken.
1.5
Op 2 maart 2020 is appellant Aruba uitgezet.
1.9
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante onderhavig beroep ingesteld.
De standpunten van partijen
2.1
Appellante kan zich niet verenigen met het uitblijven van een reële beslissing op haar bezwaar en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld, dat de (fictief afwijzende) beslissing waartegen bezwaar kennelijk niet in stand kan blijven. Ter zitting heeft appellante betoogd dat zij wegens organisatorische problemen bij de Dimas niet eerder een asielaanvraag kon indienen en dat zij daarom recht heeft op toekenning van een schadevergoeding.
2.2
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de appellante geen procesbelang meer heeft, nu de bestreden beschikking reeds is uitgevoerd en er geen vergunnings- dan wel asielaanvraag ten behoeve van haar aanhangig zijn.
De beoordeling
3. In dit geval staat vast dat appellante reeds is uitgezet, zodat de bestreden beschikking ten uitvoer is gelegd. Gelet hierop ontbreekt enig procesbelang bij appellante bij haar beroep voor zover gericht tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar gericht tegen de uitzetting. In zoverre is het beroep dan ook niet-ontvankelijk.
4. Wat betreft het standpunt van appellante dat zij wegens de uitzetting en omdat zij niet eerder asiel heeft kunnen verzoeken schade heeft geleden die zij geldend wil maken, overweegt het gerecht als volgt.
Appellante is in oktober 2019 als toerist Aruba binnengekomen. Noch bij aankomst, noch korte tijd daarna heeft zij asiel aangevraagd. Pas nadat zij is aangehouden en in vreemdelingenbewaring is gesteld ter fine van uitzetting, omdat zij zonder vergunning of toestemming om te werken werkzaam is aangetroffen, heeft zij een asielaanvraag gedaan, die zij een maand later weer heeft ingetrokken. Zij heeft niet aangevoerd welke schade zij heeft geleden door de uitzetting noch op grond waarvan zij meent aanspraak te kunnen maken op vergoeding daarvan. Dit onderdeel van het beroep is dan ook ongegrond.
5. Voor veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure op grond van artikel 52, tweede lid, van de Lar, dan wel teruggave van het griffierecht bestaat geen grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar tegen het uitzettingsbevel, niet-ontvankelijk,
- verklaart het beroep voor zover het betreft de schadevergoeding, ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en wordt geacht te zijn uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 22 februari 2021, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.