ECLI:NL:OGEAA:2021:186

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
14 mei 2021
Zaaknummer
AUA20201191
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar inzake bevelschrift tot uitzetting

In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (hierna: appellant) beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar tegen een bevelschrift tot uitzetting. Appellant, geboren in Venezuela, is op 4 december 2019 Aruba binnengekomen als toerist met een verblijfsduur van twee dagen. Op 4 januari 2020 is hij door de afdeling Vreemdelingentoezicht van het Korps Politie Aruba aangehouden en is hem een bevel tot uitzetting opgelegd, met een periode van niet toelating van achttien maanden. Appellant heeft op 21 januari 2020 bezwaar aangetekend tegen deze beslissing, maar heeft op 11 mei 2020 beroep ingesteld bij het gerecht wegens het uitblijven van een beslissing op het bezwaar. De zaak is behandeld op 9 november 2020.

Het gerecht heeft overwogen dat het procesbelang van appellant bij het beroep ontbreekt, aangezien de uitzetting inmiddels is uitgevoerd en appellant zich niet meer in Aruba bevindt. Het gerecht heeft vastgesteld dat appellant onvoldoende belang heeft aangetoond voor verkorting van de periode van niet toelating. De rechter heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat appellant geen bezwaar heeft gemaakt tegen het inreisverbod en er geen grondslag is voor veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en is geacht te zijn uitgesproken op 22 februari 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 22 februari 2021
Lar nr. AUA202001191

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

domicilie kiezend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.M.F. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 4 januari 2020 (de bestreden beschikking) heeft verweerder de uitzetting van appellant bevolen, onder oplegging van een periode van niet toelating van achttien (18) maanden.
Hiertegen heeft appellant op 21 januari 2020 een bezwaarschrift ingediend.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 11 mei 2020 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 4 november 2020 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2020. Partijen zijn bij hun gemachtigden verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1968 in Venezuela, is op 4 december 2019 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van twee dagen.
1.2
Op 4 januari 2020 is appellant door de afdeling Vreemdelingentoezicht van het Korps Politie Aruba (hierna: GNC), aangehouden.
1.3
Bij bestreden beschikking van 4 januari 2020 heeft verweerder de uitzetting van appellant bevolen, onder oplegging van een periode van niet toelating van achttien maanden.
1.4
Appellant is op 8 januari 2020 feitelijk Aruba uitgezet.
1.5
Tegen de bestreden beschikking heeft appellant op 21 januari 2020 een bezwaarschrift ingediend.
1.6
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant onderhavig beroep ingesteld.
De standpunten van partijen
2.1
Appellant kan zich niet verenigen met het uitblijven van een reële beslissing op zijn bezwaar en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld, dat de (fictief afwijzende) beslissing waartegen bezwaar kennelijk niet in stand kan blijven. Ter zitting heeft appellant betoogd dat het terugkeerverbod niet is opgeheven en dat hij naar Aruba wenst terug te keren om een vergunning aan te vragen om hier legaal te wonen en te werken, omdat hij hier een partner, een garantsteller en veel kennissen heeft.
2.2
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat appellant geen procesbelang meer heeft, nu de bestreden beschikking reeds is uitgevoerd. Hij is immers op 8 januari 2020 uitgezet. Conform vast beleid is aan hem een terugkeerverbod van achttien maanden opgelegd, waarvan al ruim tien maanden zijn verstreken.
De beoordeling
3.1
Het gerecht overweegt dat nu op grond van het verhandelde ter zitting is gebleken dat de uitzetting inmiddels ten uitvoer is gelegd en dat appellant zich niet meer in Aruba bevindt, het procesbelang van appellant bij het beroep voor zover gericht tegen de uitzetting ontbreekt en hij op grond daarvan niet-ontvankelijk is in zijn beroep.
3.2
Wat betreft de bij de bestreden beschikking opgelegde periode van niet toelating van achttien maanden, geldt dat appellant onvoldoende blijk heeft gegeven van enig concreet belang tot verkorting van de periode. Daarbij neemt het gerecht in aanmerking dat appellant in zijn bezwaarschrift evenmin gronden heeft aangevoerd tegen de opgelegde periode van niet toelating. Tegen dit onderdeel van de bestreden beschikking (het zgn. inreisverbod) heeft appellant kennelijk geen bezwaar gemaakt. Het beroep voor zover gericht tegen het inreisverbod is eveneens niet-ontvankelijk.
4. Voor veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure op grond van artikel 52, tweede lid, van de Lar, dan wel teruggave van het griffierecht bestaat geen grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en wordt geacht te zijn uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 22 februari 2021, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.