ECLI:NL:OGEAA:2021:185

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
14 mei 2021
Zaaknummer
AUA20201504
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing loonsubsidie en onredelijke termijn voor aanvraag

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep van de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) inzake loonsubsidie. De appellant, die in persoon procedeerde, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor loonsubsidie, welke was afgewezen op basis van een beschikking van 30 april 2020. De SVB had appellant slechts twee dagen gegeven om zijn aanvraag te formaliseren, nadat zijn bezwaar gegrond was verklaard. Appellant stelde dat deze termijn te kort was en dat hij recht had op loonsubsidie omdat zijn bezwaar gegrond was verklaard.

Het Gerecht oordeelde dat de termijn van twee dagen onredelijk kort was, gezien de normale termijn voor het aanvragen van loonsubsidie tien dagen bedraagt. Het Gerecht concludeerde dat de beslissing van de SVB onvoldoende zorgvuldig tot stand was gekomen en dat appellant in de gelegenheid gesteld moest worden om zijn aanvraag alsnog in te dienen. De uitspraak vernietigde de beslissing van 25 mei 2020 en bepaalde dat de SVB binnen drie maanden een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellant moest nemen. Tevens werd het griffierecht terugbetaald aan appellant.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak om appellanten voldoende tijd te geven om hun aanvragen te formaliseren, vooral in situaties waarin zij afhankelijk zijn van financiële ondersteuning.

Uitspraak

Uitspraak van 22 februari 2021
Lar nr. AUA202001504

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:

de Minister van Financien, Economische Zaken en Cultuur,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

PROCESVERLOOP

Bij e-mailbericht van 25 mei 2020 heef de directeur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) het bezwaar van appellant van 18 mei 2020 gegrond verklaard en appellant bericht dat hij tussen 25 mei 2020 en 27 mei 2020 loonsubsidie kan verzoeken.
Bij emailbericht van 8 juni 2020 bericht de directeur van de SVB appellant dat de termijn om loonsubsidie aan te vragen is verstreken.
Op 25 juni 2020 heeft appellant een beroepschrift ingediend.
Verweerder heeft op 13 augustus 2020 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2020. Appellant is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd. Tevens was aanwezig M. Thiel, werkzaam bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Bij beschikking van 30 april 2020 heeft verweerder middels de directeur van de SVB ambtshalve financiële ondersteuning aan appellante ingevolge de noodplanregeling (MB no 617/20 van 20 april 2020), afgewezen. In de beschikking staat onder meer:
“(…)
- dat op grond van de Noodplanregeling aan ondernemingen met tenminste 25% omzetverlies een maximaal vast bedrag van Afl. 4.000,- per kwartaal als financiële ondersteuning kan worden toegekend;
- (…)
- dat uw Naamloze Vennootschap niet voldoet aan de onder de voorwaarden in punt 2 van de MKB Noodplanregeling gehanteerde definitie voor een MKB, namelijk dat niet tot een MKB worden gerekend de niet-kwetsbare instellingen die geen bedrijf (onderneming) voeren.
(…).”
1.2
Tegen de onder 1.1 genoemde beschikking heeft appellant op 18 mei 2020 bezwaar gemaakt. Appellant schrijft onder meer:
“(…)
i. Uitvoeringsorgaan Algemene Ziektekostenverzekering (UO AZV) betaalt sinds haar inwerkingtreding de beroepsgroep fysiotherapie met een twee maanden achterstand waardoor de financiële gevolgen van de
Lock downen
shelter in placevan maart en april voor [appellant] in mei en juni 2020 een verandering in omzet weergeven.
ii. [Appellant] voldoet hierdoor aan de voorwaarde vermeld in punt 1 van een omzetdaling van meer dan 25%. (…)
iii. [Appellant] voldoet verder aan alle gestelde voorwaarden onder de punten 2 tot en met 7 in de genoemde Loonsubsidieregeling, om in aanmerking te kunnen komen voor de financiële ondersteuning.
iiii. De kwetsbaarheid van [appellant] zit in de uitvoering van een fysiotherapeutische behandeling voor wat betreft de factor van sociale afstand. Anders dan dat bij business resilience, online services aangeboden worden is het een behandeling van persoonlijk contact met patiënten. Door de fysieke nabijheid (vaak een halve meter of minder) en de frequente contactblootstelling hierdoor doorlopend besmettingsgevaar. (…) Bovendien moest de praktijk noodgedwongen voor de maand april gesloten blijven vanwege besmettingsgevaar voor de vooral oudere, reeds zieke patiënten, de aan huis behandeld dienen te worden.
(…)”.
1.3
Bij e-mailbericht van 25 mei 2020 heef de directeur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) het bezwaar van appellant van 18 mei 2020 gegrond verklaard en appellante bericht dat hij tussen 25 mei 2020 en 27 mei 2020 loonsubsidie kan verzoeken. De directeur schrijft:
“Het bezwaar van de werkgever met code [nummer] van 18 mei 2020 is gegrond verklaard. In het licht hiervan kan genoemde werkgever loonsubsidie voor de maand mei 2020 verzoeken tussen 12.00 pm van 25 mei 2020 tot en met 12.00 pm van mei 27. Formele afhandeling volgt. (…)”
1.4
Bij aanvullend emailbericht van 8 juni 2020 bericht de directeur van de SVB appellant dat de termijn om loonsubsidie aan te vragen is verstreken.
De standpunten van partijen
2.1
Appellant kan zich niet vinden in de bestreden beschikking. Appellant meent - samengevat - dat hem te weinig tijd wordt gegund om een loonsubsidie aanvraag in te dienen. Appellant betoogt voorts dat hij aanspraak kan maken op loonsubsidie nu zijn bezwaarschrift gegrond is verklaard.
2.2
Verweerder stelt zich primair - kort samengevat - op het standpunt dat het emailbericht van 8 juni 2020 geen beslissing op bezwaar behelst en dat deze e-mail niet is gericht op enig rechtsgevolg. Appellant heeft niet binnen de gestelde termijn een aanvraag om loonsubsidie ingediend. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat het aanvraagformulier op “misvb portal” beschikbaar is gesteld, zodat van appellant verwacht had mogen worden dat hij binnen twee dagen een nieuw verzoek had ingediend.
De beoordeling
3.1
Het gerecht ziet het emailbericht van 8 juni 2020 als een aanvullende beslissing op de beslissing van 25 mei 2020 waarbij het bezwaar van appellant gegrond is verklaard. Het gerecht is van oordeel dat de beslissing rechtsgevolgen heeft nu verweerder hiermee heeft beslist dat appellant geen loonsubsidie zal ontvangen over de maand mei 2020. Appellant is tijdig in beroep gekomen tegen de beslissing op bezwaar van 25 mei 2020.
3.2
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de normale termijn om loonsubsidie aan te vragen tien dagen is omdat verweerder ernaar streeft om de aanvragen snel en efficiënt af te handelen. Aan appellant is, nadat zijn bezwaar gegrond is verklaard, slechts twee dagen gegund om zijn loonsubsidieaanvraag te formaliseren. Het gerecht acht de termijn van twee dagen in onderhavig geval onredelijk kort. Verweerder had appellant in ieder geval een termijn van vijf werkdagen moeten gunnen om zijn verzoek om loonsubsidie in te dienen. Gelet op hier is het besluit dat de termijn om loonsubsidie aan te vragen is verstreken, onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen.
3.3
Het beroep is gegrond. Het gerecht zal de bestreden beslissing van 25 mei 2020 vernietigen. Als gevolg hiervan zal verweerder appellant in de gelegenheid moeten stellen om de aanvraag (met aanvullende informatie) voor loonsubsidie voor de maand mei 2020 alsnog in te dienen binnen een termijn van minimaal vijf werkdagen en dient verweerder binnen drie maanden na deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van appellant te nemen.
3.4
Nu appellant in persoon procedeert bestaat er voor een proceskostenvergoeding geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden beslissing op bezwaar van 25 mei 2020;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant;
- gelast verweerder om het door appellant gestorte griffierecht ad Afl. 25,- terug te betalen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.