ECLI:NL:OGEAA:2021:183

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
14 mei 2021
Zaaknummer
AUA202000683
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de appellant, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar. De appellant had op 26 november 2019 bezwaar gemaakt tegen een bevelschrift van 17 november 2019, waarin zijn uitzetting werd bevolen en een periode van niet toelating van 96 maanden werd opgelegd. Het beroep werd op 28 februari 2020 ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, omdat er geen beslissing op het bezwaar was genomen. De zitting vond plaats op 26 oktober 2020, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

De rechter heeft in zijn overwegingen het wettelijk kader uiteengezet, met verwijzingen naar de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het gerecht concludeerde dat de appellant niet-ontvankelijk was in zijn beroep, omdat hij bij zijn bezwaarschrift geen machtiging had ingediend, zoals vereist door de Lar. Hierdoor was er ten tijde van het indienen van het beroep nog geen sprake van het uitblijven van een beslissing op bezwaar. De rechter benadrukte dat verweerder de appellant in de gelegenheid had moeten stellen om het verzuim te herstellen, wat niet was gebeurd.

De uitspraak werd gedaan op 22 februari 2021 door mr. N.K. Engelbrecht, die de niet-ontvankelijkheid van het beroep bevestigde. De partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, met inachtneming van de vereisten voor het indienen van het beroepschrift en het betalen van griffierecht.

Uitspraak

Uitspraak van 22 februari 2021
Lar nr. AUA202000683

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

verblijvend te Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID, EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood (Dimas).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 17 november 2019 heeft verweerder de uitzetting van appellant bevolen en hem een periode van niet toelating van zesennegentig (96) maanden opgelegd.
Daartegen heeft appellant op 26 november 2019 bezwaar gemaakt, door verzending van een bezwaarschrift naar het faxnummer 5221505.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 28 februari 2020 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2020. Partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 9, eerste lid van de Lar, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
1.2
Op grond van artikel 10 van de Lar wordt een verzoek (tot heroverweging) aanhangig gemaakt door indiening van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft gegeven of, indien de beschikking zulks vermeldt, bij de daarbij aangegeven dienst of instelling.
1.3
Artikel 13 van de Lar luidt als volgt:
1. Het bezwaarschrift bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener en, indien het bezwaarschrift namens deze door een gemachtigde wordt ingediend, de naam en het adres van de gemachtigde;
b. een aanduiding van de beschikking waartegen het bezwaar zich richt, indien mogelijk onder overlegging van een afschrift daarvan;
c. de gronden waarop het bezwaar berust;
d. de dagtekening van het bezwaarschrift, en
e. een ondertekening door of namens de indiener.
2. Geschiedt de indiening door een gemachtigde die niet als advocaat is ingeschreven bij het Hof, dan wordt tevens de machtiging overgelegd.
1.4
Ingevolge artikel 14, eerste lid van de Lar, wordt, indien niet is voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaarschrift, de indiener door of namens het bestuursorgaan binnen twee weken na de ontvangst van het bezwaarschrift in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen.
1.5
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Lar kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 14, tweede lid, of 20, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
De ontvankelijkheid
2.1
Uit de door appellant overgelegde stukken is niet gebleken dat hij bij zijn bezwaarschrift tevens een machtiging heeft ingediend als bedoeld in artikel 13, tweede lid van de Lar. Gelet hierop en nu namens verweerder ter zitting niet is betoogd dat het bezwaarschrift niet is ontvangen, had verweerder met toepassing van artikel 14 van de Lar hem in de gelegenheid moeten stellen het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen.
2.2
Nu verweerder dit (nog) niet heeft gedaan, kan niet aangenomen worden dat reeds sprake is van het uitblijven van een beslissing op bezwaar als bedoeld in artikel 20 van de Lar, waartegen beroep open staat.
2.3
Uit het vorenstaande volgt dat het beroep van appellant niet-ontvankelijk is, nu ten tijde van het indienen ervan, nog geen sprake was van het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Appellant had op dat moment immers nog niet voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaarschrift, als bedoeld in artikel 14 van de Lar.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 22 februari 2021, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.