ECLI:NL:OGEAA:2021:173

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
AUA202000708
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over cessantia en pensioenverplichtingen tussen werknemers en werkgever

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben meerdere verzoekers, allen werknemers van de naamloze vennootschap Felipe Construction & Consultancy N.V. (FCC), een verzoek ingediend met betrekking tot cessantia en pensioenverplichtingen. De procedure vond plaats op 4 mei 2021, na een mondelinge behandeling op 17 november 2020. De verzoekers stelden dat FCC tekortschiet in het afsluiten van pensioenverzekeringen en het afdragen van pensioenpremies, en vroegen het Gerecht om FCC te veroordelen tot betaling van de opgebouwde cessantia en aansprakelijkheid te erkennen voor de niet afgesloten pensioenverzekeringen.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat enkele verzoekers hun vorderingen hadden ingetrokken, en dat de vordering met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid van een van de verweerders, Tromp, niet ontvankelijk werd verklaard. Het Gerecht oordeelde dat de verzoekers die zelf ontslag hadden genomen bij FCC geen recht hadden op cessantia, omdat zij geen dringende reden voor hun ontslag hadden opgegeven. De vordering tot vergoeding van cessantia werd afgewezen, evenals de vordering die te vaag en onbepaald was. Het Gerecht verklaarde de verzoekers niet-ontvankelijk in hun vordering en veroordeelde hen in de proceskosten, begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om bij ontslag duidelijke redenen op te geven en dat vorderingen op basis van bestuurdersaansprakelijkheid aan de burgerlijke rechter moeten worden voorgelegd. De verzoekers hebben de mogelijkheid om de minister van Financiën te verzoeken handhavend op te treden tegen FCC voor de tekortkomingen in de pensioenverplichtingen, maar dit staat los van de huidige civiele procedure.

Uitspraak

Beschikking van 4 mei 2021
E.J. no. AUA202000708
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:

1.[verzoeker] ,

2. [verzoeker],

3. [verzoeker]],

4. [verzoeker],

5. [verzoeker],

6. [verzoeker],

7. [verzoeker (of
[verzoeker],zoals vermeld in het verzoekschrift)
,

8. [verzoeker],

9. [verzoeker],

10. [verzoeker],

11. [verzoeker],

12. [verzoeker],

13. [verzoeker],

14. [verzoeker],

15. [verzoeker],

16. [verzoeker],

17. [verzoeker],

allen wonende in Aruba,
verzoekers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [verzoeker] c.s.,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
de naamloze vennootschap
FELIPE CONTRUCTION & CONSULTANCY N.V.,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: FCC,
en
[verweerder],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [verweerder],
verweerders,
hierna gezamenlijk ook te noemen: FCC c.s.,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de akte houdende wijziging van eis en de gronden daartoe van [verzoeker] c.s.;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 17 november 2020.
1.2
Ter terechtzitting zijn verschenen verzoekers sub 1, 3, 5, 6, 10, 11 en 16 samen met hun gemachtigde, terwijl de overige verzoekers zijn verschenen bij hun gemachtigde. FCC c.s. zijn verschenen bij hun gemachtigde, die werd vergezeld door de heer E. Koolman (Operations Manager bij FCC). [verzoeker] c.s. hebben gebruik gemaakt van de aan hen geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift, en dat mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota voorzien van toegelaten producties. FCC heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [verzoeker] c.s., en dat eveneens mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota voorzien van toegelaten producties.
1.3
Ter zitting hebben [verzoeker] c.s. hun in het petitum van hun verzoekschrift onder 1 (zoals gewijzigd), 2, 3, en 4 omschreven vorderingen ingetrokken. Bij brief van 17 november 2020 hebben [verzoeker] c.s. verzocht die intrekkingen te mogen intrekken. Uit het schrijven van de gemachtigde van FCC van 19 november 2020 volgt dat FCC c.s. niet onvoorwaardelijk akkoord gaan met dat verzoek. Het verzoek wordt daarom afgewezen, met als gevolg dat het hierna omschreven petitum door [verzoeker] c.s. ter beoordeling is voorgelegd aan het Gerecht.
1.4
In hun pleitnota onder randnummer 18 hebben verzoekers 6, 7, 11 en 17 erkend dat hun rechtsvordering ter zake van cessantia is verjaard zoals door FCC c.s. gesteld. In het licht daarvan hebben die verzoekers hun vordering op dit onderdeel eveneens ingetrokken.
1.5
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
verzoeker] c.s. verzoeken na vermindering van eis dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. FCC veroordeelt de gedurende het dienstverband bij FCC van de hierna genoemde werknemers de door hen onderscheidenlijk opgebouwde cessantia onderscheidenlijk aan hen uit te keren, te weten aan verzoekers sub 1, 3, 4 en 9, te vermeerderen met de wettelijke verhoging dan wel met wettelijke rente;
b. Tromp aansprakelijk oordeelt voor de niet afgesloten pensioenverzekeringen en niet voldane premies ten behoeve van [verzoeker] c.s.;
c. te dezen enige andere juist voorkomende subsidiaire beslissing neemt;
d. FCC c.s. veroordeelt in de proceskosten.
2.2
FCC c.s. voeren verweer en concluderen dat [verzoeker] c.s. niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het door hen verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
2.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Ter zake van de vraag of [verzoeker] c.s. al dan niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen wordt het volgende overwogen. Met FCC c.s. is het Gerecht van oordeel dat [verzoeker] c.s. niet kunnen worden ontvangen in hun hiervoor onder b. omschreven vordering. Die vordering ziet op (beweerdelijke) bestuurdersaansprakelijkheid van Tromp uit hoofde van onrechtmatige daad. Die vordering dient aan de burgerlijke rechter in een zogeheten A.R.-procedure ter beoordeling worden voorgelegd. In zoverre treft het ontvankelijkheidsverweer van FCC c.s. doel. Ter zake van de overige vorderingen zijn gronden gesteld of gebleken waaruit volgt dat [verzoeker] c.s. ook daarin niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In zoverre wordt het ontvankelijkheidsverweer van FCC c.s. verworpen.
3.2
Ter zake van de vordering onder a. wordt het volgende overwogen. Ingevolge het eerste lid van artikel 3 van de Cessantiaverordening wordt door de werkgever aan de werknemer wiens dienstbetrekking eindigt anders dan door zijn schuld of tengevolge van een aan hem toe te rekenen omstandigheid een op het laatstgenoten gebaseerde loon eenmalige uitkering toegekend, waarvan de hoogte wordt berekend als in die wettelijke bepaling omschreven. Hieruit volgt dat in geval van ontslagname anders wegens een door de werkgever gegeven dringende reden geen recht bestaat op uitkering van Cessantia. Ingevolge het zesde lid van artikel 3 van de Cessantiaverordening verjaart het vorderingsrecht op cessantia van de gewezen werknemer na verloop van 1 jaar. Die termijn vangt aan op de dag na het einde van de dienstbetrekking.
3.3
Vast staat dat de hiervoor onder a. genoemde verzoekers sub 1, 3, 4 en 9 allen zelf ontslag hebben genomen bij FCC. Zij hebben ieder een ontslagbrief ingediend bij FCC, die allen vrijwel identiek zijn. In die brieven staat geen reden voor het ontslag vermeld, wordt telkens een opzegtermijn van 4 weken in acht genomen en staat steeds een voor FCC positieve laatste zin vermeld, te weten: “
Ik wens u en zowel Felipe Construction en overige medewerkers veel succes en hoop dat de jaren dat ik in dienst was, een positieve bijdrage moge zijn geweest aan het bedrijf.”. Uit bedoelde ontslagreden fixerende bieven blijkt geenszins dat sprake is van een (al dan niet uitgestelde) dringende reden op grond waarvan telkens ontslag is genomen zoals thans gesteld door bedoelde verzoekers. Dat brengt met zich dat door verzoekers sub 1, 3, 4 en 9 niet alsnog de door hen thans gestelde niet in hun ontslagbrieven vermelde dringende reden aan hun ontslagname ten gronde kan worden gelegd, hetgeen met zich brengt dat zij geen recht hebben op cessantia. De omstandigheid dat de hier bedoelde verzoekers leken zijn op juridisch gebied maakt dat niet anders omdat die omstandigheid voor hun risico en rekening komt en blijft. Dit alles brengt mee dat de vordering onder a. zal worden afgewezen.
3.4
De vordering onder c. zal worden afgewezen omdat die te vaag en onbepaald is.
3.5 [
verzoeker] c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde en de niet-ontvankelijk verklaarde partijen worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van FCC c.s., tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).
3.6
Ten overvloede wordt met betrekking tot de ingetrokken vorderingen van [verzoeker] c.s. ter zake van het afsluiten van pensioenverzekeringen en afdragen dan wel restitueren van ingehouden pensioenpremies zoals omschreven in het petitum van haar verzoekschrift onder 1 (zoals gewijzigd) tot en met 4 (hierna: de beweerdelijke tekortkomingen van FCC) nog het volgende overwogen. In hun verzoekschrift verwijzen [verzoeker] c.s. zelf naar het eerste lid van artikel 27 van de Landsverordening algemeen pensioen (hierna: Lap). Die wettelijke bepaling luidt voorzover thans van belang als volgt: “
De Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van de niet-naleving van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 3, 4, vierde lid, 5, 7, 9, 10, eerste lid, 12, eerste lid, 13 tot en met 17, 21, derde lid, 24, tweede en derde lid en 26, zesde lid.”. Uit die wettelijke bepaling volgt dat [verzoeker] c.s. ter zake van de beweerdelijke tekortkomingen van FCC de minister (van Financiën) kunnen verzoeken handhavend op te treden in de zin van het geven van een last onder dwangsom aan FCC tot nakoming van haar uit de Lap jegens [verzoeker] c.s. voortvloeiende verplichtingen. Indien die minister dat al dan niet op reële wijze weigert te doen, staat voor [verzoeker] bezwaar en vervolgens beroep open krachtens de Landsverordening administratieve rechtspraak. Die met voldoende waarborgen omklede procedure zou bij de burgerlijke rechter aan de ontvankelijkheid van [verzoeker] c.s. in bedoelde (ingetrokken) vorderingen in de weg staan.
4. DE UITSPRAAK
Het Gerecht:
-verklaart [verzoeker] c.s. niet-ontvankelijk in hun hiervoor onder b. omschreven vordering;
-wijst af het overige door [verzoeker] c.s. verzochte.
-veroordeelt [verzoeker] c.s. in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van FCC c.s., tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 4 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.