In deze zaak heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012, die vertoont gedragsproblemen en suïcidale neigingen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 september 2020 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 januari 2021. Tijdens deze zitting waren de raadsonderzoekers van de Voogdijraad en de moeder van de minderjarige aanwezig. De minderjarige is geboren uit het huwelijk van de ouders, die inmiddels gescheiden zijn. De moeder oefent alleen het gezag uit over de minderjarige.
De Voogdijraad heeft geconstateerd dat de minderjarige zowel thuis als op school problemen vertoont, waaronder ongehoorzaamheid en agressie. Hij is gediagnosticeerd met een depressieve stoornis en krijgt medicatie. De moeder wordt verweten dat zij de ernst van de situatie niet inziet en onvoldoende zorg biedt. De Voogdijraad adviseert om de minderjarige onder toezicht te stellen en in een kindertehuis te plaatsen.
De moeder betwist de gronden voor ondertoezichtstelling en heeft hulp gezocht voor zowel zichzelf als de minderjarige. Zij heeft haar baan opgezegd om meer tijd voor de minderjarige te hebben. De moeder stelt dat de minderjarige zijn medicatie trouw heeft ingenomen en dat er verbetering is in zijn gedrag. De rechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van een bedreiging van de zedelijke of lichamelijke ondergang van de minderjarige. De hulpverlening is voldoende en de moeder biedt een stabiele leefomgeving. Daarom wordt het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen.