ECLI:NL:OGEAA:2021:16

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
AUA201901699
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap en kinderalimentatie in een zaak betreffende een minderjarige met downsyndroom

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 19 januari 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondercuratelestelling van een minderjarige met downsyndroom. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.M.J. Cafazuza, heeft een verzoek ingediend tegen de man, die in persoon aanwezig was. De minderjarige, geboren in 2018, is betrokken als belanghebbende, met de Voogdijraad als bijzondere curator. De procedure is voortgevloeid uit een eerdere beschikking van 22 oktober 2019, waarin een DNA-onderzoek werd gelast om de biologische vader vast te stellen. Het DNA-onderzoek heeft bevestigd dat de man de biologische vader is, en hij heeft de minderjarige inmiddels erkend.

De moeder heeft daarnaast verzocht om kinderalimentatie van Afl. 450,- per maand, terwijl de man, die als student en parttime radio-dj werkt, heeft aangegeven bereid te zijn Afl. 250,- per maand te betalen. Het gerecht heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de moeder een maandinkomen heeft van Afl. 1.050,-, terwijl de man een bedrag van Afl. 728,- per maand overhoudt na zijn lasten. Gezien de behoeften van de minderjarige en de financiële situatie van beide ouders, heeft het gerecht besloten dat de man een bijdrage van Afl. 255,- per maand moet betalen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, met ingang van 1 november 2020.

De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door rechter N.K. Engelbrecht, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 19 januari 2021
Behorend bij E.J. nr. AUA201901699
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
TUSSENBESCHIKKING
op het verzoek van:
[Naam verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEK, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafazuza,
tegen
[Naam verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de man,
in persoon.
Belanghebbende:
[Naam belanghebbende], geboren op [geboortedatum] 2018 in Aruba,
de minderjarige,
DE VOOGDIJRAAD, in zijn hoedanigheid van bijzondere curator.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 22 oktober 2019, waarbij onder meer een onderzoek is gelast naar de vraag met welke mate van waarschijnlijkheid de man de biologische vader is van de minderjarige, en de behandeling van het verzoek om kinderalimentatie is aangehouden.
1.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het “Paternity test report” van Medlab van 23 december 2019,
- de akte uitlating van de bijzondere curator van 12 maart 2020,
- de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 7 juli 2020, waarbij aanwezig waren verzoekster bij haar gemachtigde voornoemd, verweerder in persoon en voor de bijzondere curator, mr. Y. Maduro,
- de op 25 augustus 2020 door de moeder overgelegde nadere stukken,
- de op 28 september 2020 door de man overgelegde nadere stukken,
- de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 3 november 2020, waarbij aanwezig waren de moeder bijgestaan door haar gemachtigde, de man in persoon en voor de Voogdijraad, de raadsonderzoeker, de heer M. Loopstok,
- de op 16 november 2020 door de man overgelegde stukken.
1.3
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

gerechtelijke vaststelling vaderschap

2.1
Uit het overgelegde rapport met betrekking tot het uitgevoerde DNA-onderzoek is gebleken dat de man de biologische vader is van de minderjarige.
2.2
Ter zitting van 3 november 2020 hebben partijen te kennen gegeven dat de man de minderjarige inmiddels heeft erkend, en dat de minderjarige ‘[achternaam van de man]’ als geslachtsnaam heeft.
2.3
Hieruit volgt dat de moeder geen belang meer heeft bij haar verzoek dat strekt tot het gerechtelijk vaststellen van het vaderschap. Dit deel van het verzoek zal om die reden dan ook worden afgewezen.
kinderalimentatie
2.4
Aan de orde is dan alleen nog het verzoek van de moeder om de man te veroordelen tot het betalen van – kort gezegd – een kinderalimentatie van Afl. 450,- per maand. Daartoe heeft zij aangevoerd dat zij als (inwonende) dienstbode een maandelijks inkomen heeft van Afl. 850,- en dat zij als bijverdienste gemiddeld Afl. 200,- per maand ontvangt. Zij heeft aldus geen, althans onvoldoende draagkracht om alleen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige te voorzien.
2.5
De man heeft draagkrachtverweer gevoerd en daartoe gesteld dat hij als student een studielening ontvangt en dat hij daarnaast als parttime radio-dj gemiddeld Afl. 650,- per maand verdient. Hij is getrouwd en heeft een kind met zijn echtgenote. Zijn echtgenote werkt en is de kostwinner. Hij is bereid om Afl. 250,- per maand te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
2.6
Het gerecht overweegt als volgt.
Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
2.7
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
2.8
De kosten van verzorging en opvoeding
2.8.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
2.8.2
De moeder heeft als bijzondere kosten opgevoerd: medische kosten ad Afl. 200,- per maand. Uit de door haar overgelegde stukken kan worden afgeleid dat zij gedurende enkele maanden de medische consulten en medicijnen ten behoeve van de minderjarige zelf heeft betaald, kennelijk omdat de minderjarige toen geen zorgverzekering had. Nu de minderjarige is erkend dient te worden aangenomen dat hij valt onder de zorgverzekering van de AZV, zodat het gerecht geen rekening zal houden met deze door de moeder opgevoerde bijzondere kosten.
Gelet hierop zullen de kosten van de minderjarige worden vastgesteld op Afl. 450,-- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
2.9
De draagkracht van de moeder
2.9.1
De moeder is werkzaam als inwonende dienstbode. Uit de door de moeder overgelegde arbeidsovereenkomst blijkt dat zij een maandloon heeft van Afl. 850,-, plus kost en inwoning. De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij als bijverdienste gemiddeld Afl. 200,-- per maand heeft. Het gerecht zal gelet hierop en nu de vader deze stelling van de moeder niet heeft betwist, het maandloon van de moeder vaststellen op een bedrag van Afl. 1.050,- per maand, exclusief kost en inwoning.
2.9.2
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat zij een bedrag van gemiddeld Afl. 500,-- per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het gerecht zal verder geen rekening houden met de door de moeder opgevoerde post “lening” ad Afl. 500,-, nu deze lening geen prioriteit geniet boven de kinderalimentatie.
2.9.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 500,-.
2.9.4.
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van Afl. 550,- waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot de minderjarige dient te voldoen.
2.1
De draagkracht van de man
2.10.1
Uit de door de man overgelegde stukken kan worden afgeleid dat hij voltijds student is en een studielening ontvangt, en dat hij parttime als radio-dj werkt tegen een loon/commissie van Afl. 728,- per maand. Onduidelijk is gebleven wat het bedrag is dat de man aan studielening ontvangt.
2.10.2
Wat betreft de lasten van de man gaat het gerecht ervan uit dat hij rond moet kunnen komen van het bedrag dat hij aan studielening ontvangt. Het gerecht neemt daarbij ook in aanmerking dat de echtgenote van de man kostwinner is.
2.10.3
Dat betekent dat het gerecht ervan uitgaat dat de man een bedrag van Afl. 728,- per maand overhoudt, waarmee in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
2.11
Gelet op wat partijen hebben aangevoerd, hun draagkracht, en op de behoefte van de minderjarige acht het gerecht een door de man te betalen bijdrage van Afl. 255,- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
2.12
Nu de man zich ter zitting van 3 november 2020 bereid heeft verklaard bij te dragen in de kosten van de minderjarige, zal het gerecht de ingangsdatum van de alimentatiebetaling bepalen op 1 november 2020.
2.13
De proceskosten zullen gelet op de aard van de procedure worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [naam verweerder] in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam belanghebbende], geboren op [geboortedatum] 2018 in Aruba, op Afl. 255,-- per maand, met ingang van 1 november 2020,
compenseert de kosten, aldus dat ieder partij de eigen kosten draagt,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag 19 januari 2021 door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.