ECLI:NL:OGEAA:2021:158

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
AUA202000200
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging - Geen procesbelang

In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie de aanvraag van de appellante voor een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging afgewezen. De appellante heeft hiertegen bezwaar aangetekend op 22 oktober 2019. Aangezien er geen beslissing op het bezwaar volgde, heeft zij op 22 januari 2020 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Verweerder heeft op 5 maart 2020 een verweerschrift ingediend en uiteindelijk op dezelfde datum alsnog op het bezwaar beslist, waarbij het bezwaar ongegrond werd verklaard. De zaak is op 26 oktober 2020 ter zitting behandeld, waarbij de appellante aanwezig was met haar gemachtigde, maar de verweerder niet.

De rechter heeft overwogen dat, gezien de beslissing van 5 maart 2020, het belang aan het onderhavige beroep is komen te vervallen. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 17 februari 2021, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Tevens is er een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak van 17 februari 2021
Lar nr. AUA202000200

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van

[Appellante],

verblijvende te Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigden: de advocaat mr. B.M. de Sousa,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 september 2019 heeft verweerder de aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning te verlenen in het kader van gezinshereniging, afgewezen.
Hiertegen heeft appellante op 22 oktober 2019 bezwaar ingesteld.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar heeft appellante op 22 januari 2020 beroep ingesteld bij het gerecht.
Verweerder heeft op 5 maart 2020 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2020. Appellante is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Voor verweerder is, ondanks de behoorlijke oproeping, niemand verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Bij beslissing van 5 maart 2020 heeft verweerder alsnog op het bezwaar van appellante beslist, waarbij hij het bezwaar ongegrond heeft verklaard. Daartegen heeft appellant beroep ingesteld, welk beroep bij het gerecht is geregistreerd onder nummer AUA202001359. Onder deze omstandigheden is het belang aan het onderhavige beroep komen te vervallen.
1.2
Het beroep is niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 17 februari 2021, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.