ECLI:NL:OGEAA:2021:152
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor vergunning tijdelijk verblijf op Aruba
In deze zaak heeft de verzoeker, verblijvend in Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek volgde op de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf, die op 11 december 2020 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van vereiste documenten en het niet voldoen aan het minimum gestorte kapitaal van Afl. 50.000,-.
De verzoeker heeft op 28 december 2020 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en heeft op 8 januari 2021 het gerecht verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 3 februari 2021 heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.M.N. Maduro, heeft de afwijzing van de vergunning verdedigd, stellende dat de vereiste documenten ontbraken en dat het gestorte kapitaal niet voldeed aan de wettelijke eisen.
De rechter heeft in zijn overwegingen het wettelijk kader uiteengezet, inclusief de relevante artikelen van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) en de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De rechter concludeerde dat de verzoeker niet voldeed aan de vereisten voor de vergunning en dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De rechter heeft het verzoek afgewezen en vastgesteld dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak werd gedaan op 17 februari 2021, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.