In deze zaak heeft de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie een bevelschrift tot uitzetting van de appellant, een Venezolaanse nationaliteit, uitgevaardigd op 31 januari 2020. De appellant heeft op 21 februari 2020 bezwaar gemaakt tegen dit bevelschrift, maar het bezwaar is niet op de juiste wijze ingediend. De gemachtigde van de appellant heeft het bezwaarschrift via fax verzonden naar de DIMAS, maar verweerder heeft aangevoerd dat het bezwaarschrift niet is ontvangen. De appellant heeft vervolgens op 9 juli 2020 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar. Tijdens de zitting op 21 september 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.
Het gerecht heeft overwogen dat de appellant niet heeft voldaan aan de vereisten voor het indienen van een bezwaarschrift, zoals vastgelegd in de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het gerecht heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de appellant niet de juiste machtiging had om namens de appellant op te treden. Bovendien is er geen bewijs dat het bezwaarschrift op de juiste manier is ingediend. Het gerecht heeft geconcludeerd dat het beroep van de appellant niet-ontvankelijk is, omdat er ten tijde van het indienen van het beroep nog geen sprake was van het uitblijven van een beslissing op bezwaar.
De rechter heeft de appellant in de gelegenheid gesteld om eventuele verzuimen te herstellen, maar aangezien dit nog niet was gebeurd, kon niet worden aangenomen dat er een beslissing op bezwaar was uitblijven. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 17 februari 2021, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.