ECLI:NL:OGEAA:2021:149

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
AUA202001635
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake uitzetting en bezwaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 februari 2021 uitspraak gedaan over het beroep van een Venezolaanse appellant tegen een bevelschrift tot uitzetting. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een periode van niet toelating van dertig maanden, opgelegd door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Het beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat ten tijde van het indienen van het beroep nog geen beslissing op het bezwaar was uitgebleven. De gemachtigde van de appellant had een pro-forma bezwaarschrift ingediend, maar dit was niet op de juiste wijze gedaan, waardoor het bezwaar niet in behandeling kon worden genomen. Het Gerecht overwoog dat de gemachtigde had nagelaten een kopie van een identiteitsbewijs van de appellant over te leggen, wat essentieel was voor de verificatie van de machtiging. De uitspraak benadrukt de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een bezwaarschrift, zoals vastgelegd in de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De rechter concludeerde dat de appellant niet had voldaan aan de vereisten voor het in behandeling nemen van het bezwaarschrift, en dat er geen grondslag was voor veroordeling van de verweerder in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Uitspraak van 17 februari 2021
Lar nr. AUA202001635

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

van Venezolaanse nationaliteit,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de minister van Justitie, Veiligheid, en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mrs. V.M. Emerencia en Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 18 januari 2020 (bestreden beschikking) heeft verweerder de uitzetting van appellant bevolen. Daarbij is tevens aan appellant een periode van niet toelating opgelegd van dertig (30) maanden.
Tegen de periode van niet toelating heeft de gemachtigde voornoemd voor en namens appellant op 25 februari 2020 pro-forma bezwaar gemaakt, door een bezwaarschrift op nader aan te voeren gronden via de fax naar de DIMAS te verzenden op het nummer 5221505.
Appellant heeft op 30 juni 2020 beroep ingesteld bij dit gerecht, tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar.
Verweerder heeft op 26 augustus 2020 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 21 september 2020, waar appellant bij zijn gemachtigde is verschenen, en verweerder is vertegenwoordigd door de gemachtigden voornoemd. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader uiteengezet, mede onder overlegging van schriftelijke aantekeningen.
Hierna heeft verweerder zich op 19 oktober 2020 schriftelijk uitgelaten over een aantal punten die ter zitting aan de orde zijn gekomen. Appellant heeft bij akte, ingediend op 23 oktober 2020, gereageerd op de uitlating van verweerder.
De uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 9, eerste lid van de Lar, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
1.2
Op grond van artikel 10 van de Lar wordt een verzoek (tot heroverweging) aanhangig gemaakt door indiening van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft gegeven of, indien de beschikking zulks vermeldt, bij de daarbij aangegeven dienst of instelling.
1.3
Artikel 13 van de Lar luidt als volgt:
1. Het bezwaarschrift bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener en, indien het bezwaarschrift namens deze door een gemachtigde wordt ingediend, de naam en het adres van de gemachtigde;
b. een aanduiding van de beschikking waartegen het bezwaar zich richt, indien mogelijk onder overlegging van een afschrift daarvan;
c. de gronden waarop het bezwaar berust;
d. de dagtekening van het bezwaarschrift, en
e. een ondertekening door of namens de indiener.
2. Geschiedt de indiening door een gemachtigde die niet als advocaat is ingeschreven bij het Hof, dan wordt tevens de machtiging overgelegd.
1.4
Ingevolge artikel 14, eerste lid van de Lar, wordt, indien niet is voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaarschrift, de indiener door of namens het bestuursorgaan binnen twee weken na de ontvangst van het bezwaarschrift in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen.
1.5
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Lar kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 14, tweede lid, of 20, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
De ontvankelijkheid
2.1
Als meest verstrekkende verweer heeft verweerder aangevoerd, dat appellant geen bezwaar heeft gemaakt, omdat uit onderzoek bij diverse diensten is gebleken dat het bezwaarschrift niet via fax noch in hard copy is ontvangen. Nu geen sprake is van een conform artikel 9 van de Lar ingediend bezwaarschrift, is evenmin sprake van het uitblijven van een beslissing op bezwaar waartegen beroep open staat, aldus verweerder.
2.2
Appellant heeft bij zijn beroepschrift een
Transmission verification reportovergelegd, waaruit blijkt dat het pro-forma bezwaarschrift op 25 februari 2020 is gefaxt naar het nummer 5221505. Namens verweerder is niet bestreden dat dit nummer het faxnummer van de Dimas is. Gelet hierop lag het op de weg van verweerder om zijn standpunt nader te onderbouwen met een overzicht (report) van in betreffende periode ontvangen faxberichten. Nu verweerder dit heeft nagelaten dient het ervoor te worden gehouden dat de gemachtigde van appellant wel degelijk tijdig een pro-forma bezwaarschrift via fax heeft ingediend.
2.3
Nu appellant in het pro-forma bezwaarschrift geen gronden heeft genoemd waarop het bezwaar berust, noch is gebleken dat hij een machtiging als bedoeld in artikel 13, lid 2 van de Lar heeft overgelegd, had verweerder met toepassing van artikel 14 van de Lar hem in de gelegenheid moeten stellen het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen. Nu verweerder dit (nog) niet heeft gedaan, kan niet aangenomen worden dat reeds sprake is van het uitblijven van een beslissing op bezwaar als bedoeld in artikel 20 van de Lar, waartegen beroep open staat. Dat appellant ter zitting van 21 september 2020 een afschrift van een aanvullend bezwaarschrift gedateerd 19 september 2020 heeft overgelegd, doet aan het voorgaande niet af, temeer nu ook daarvan niet is gebleken dat het bij verweerder is ingediend. Verder neemt het gerecht ook in aanmerking dat de gemachtigde in onderhavige procedure heeft nagelaten een kopie van een identiteitsbewijs van appellant over te leggen, waaruit kan worden geverifieerd dat appellant hem heeft gemachtigd om voor en namens appellant rechtsmiddelen aan te wenden tegen het – kort gezegd – inreisverbod.
2.4
Uit het vorenstaande volgt dat het beroep van appellant niet-ontvankelijk is, nu ten tijde van het indienen ervan, nog geen sprake was van het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Appellant had op dat moment immers nog niet voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaarschrift, als bedoeld in artikel 14 van de Lar.
3. Voor veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure op grond van artikel 52, tweede lid, van de Lar, dan wel teruggave van het griffierecht bestaat geen grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 februari 2021, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.