ECLI:NL:OGEAA:2021:132
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van het gezag van de moeder over de minderjarige en voorlopige toevertrouwing aan de Voogdijraad
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 30 maart 2021 een beschikking gegeven waarin de moeder van een minderjarige wordt geschorst in de uitoefening van het gezag. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2020, is aan de Voogdijraad toevertrouwd. De procedure begon met een vordering van het Openbaar Ministerie, die op 11 januari 2021 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandelingen op 16 februari en 2 maart 2021 waren de officier van justitie, de vertegenwoordiger van de Voogdijraad en de ouders van de minderjarige aanwezig.
De feiten van de zaak tonen aan dat de minderjarige is geboren uit een affectieve relatie tussen de moeder en de vader, waarbij de vader de minderjarige heeft erkend. De moeder oefent het gezag alleen uit. Op 30 december 2020 heeft het Openbaar Ministerie de minderjarige aan het gezag van de moeder onttrokken en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwd. De moeder heeft een geschiedenis van psychiatrische problemen, waaronder een Bipolaire I stoornis, en is sinds haar kinderjaren onder behandeling. De psychiater heeft aangegeven dat de moeder momenteel medicatie gebruikt, maar dat er zorgen zijn over haar opvoedingskwaliteiten.
De Voogdijraad heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van de minderjarige onder het gezag van de moeder wordt bedreigd, gezien de instabiele psychische gesteldheid van de moeder en het zorgelijke gedrag van de vader. Het gerecht heeft geoordeeld dat de gronden voor de voorlopige toevertrouwing aannemelijk zijn en dat het in het belang van de minderjarige is dat het gezag voorlopig door de Voogdijraad wordt uitgeoefend. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en de toevertrouwing is vastgesteld voor een periode van zes maanden.