ECLI:NL:OGEAA:2021:131
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Einde arbeidsovereenkomst en rechtsgeldigheid van beëindiging
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G. de Hoogd, en de publiekrechtelijke rechtspersoon Het Land Aruba, vertegenwoordigd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan. Verzoeker heeft gesteld dat zijn arbeidsovereenkomst met het Land niet rechtsgeldig is beëindigd en heeft verzocht om een verklaring dat er sprake is van een voortdurende arbeidsovereenkomst. De procedure omvatte een verzoekschrift, een verweerschrift en een mondelinge behandeling op 3 november 2020, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De feiten van de zaak tonen aan dat verzoeker in verschillende arbeidsovereenkomsten met het Land heeft gewerkt, met de laatste overeenkomst die eindigde op 1 mei 2019. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen rechtsgeldige verlenging van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden en dat verzoeker geen rechten kan ontlenen aan toezeggingen van de ministerraad. De rechter heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd en dat verzoeker in het ongelijk is gesteld. De vorderingen van verzoeker zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op nihil, aangezien het Land werd vertegenwoordigd door een ambtenaar.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzoeker om aan te tonen dat er een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst bestond en dat de beëindiging daarvan niet correct is verlopen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat verzoeker niet heeft aangetoond dat zijn arbeidsovereenkomst voortduurde na de einddatum, en dat de vorderingen ongegrond zijn.