ECLI:NL:OGEAA:2021:130

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
AUA202100147
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het gezag over een minderjarige en voorlopige toevertrouwing aan de Voogdijraad

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 30 maart 2021, wordt de voogdes van een minderjarige geschorst in de uitoefening van haar gezag. De zaak betreft een vordering van het Openbaar Ministerie, dat op 13 januari 2021 de voogdij van de grootmoeder moederszijde, die sinds 26 januari 2015 belast is met de voogdij, heeft onttrokken en de minderjarige voorlopig aan de Voogdijraad heeft toevertrouwd. De procedure begon met een vordering op 20 januari 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 februari 2021, waarbij de officier van justitie en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn dat na het overlijden van de moeder van de minderjarige, de grootmoeder als voogdes is aangesteld. Het Openbaar Ministerie heeft echter geconstateerd dat er redenen zijn om de voogdij te heroverwegen, wat heeft geleid tot de voorlopige toevertrouwing aan de Voogdijraad. De rechter heeft in zijn beoordeling de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba in overweging genomen, waaronder artikel 1:332, dat het mogelijk maakt om het gezag van de voogd te ontzeggen indien dit in het belang van de minderjarige is.

De rechter concludeert dat de gronden voor de voorlopige toevertrouwing aannemelijk zijn en dat het in het belang van de minderjarige is dat de Voogdijraad voorlopig het gezag uitoefent. De beslissing houdt in dat de voogdes voor een periode van zes maanden wordt geschorst en dat de toevertrouwing aan de Voogdijraad van kracht blijft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.

Uitspraak

Beschikking van 30 maart 2021
behorend bij EJ AUA202100147
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op vordering van
HET OPENBAAR MINISTERIE,
in Aruba,
vertegenwoordigd door de officier van justitie,
om bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing aan de voogdijraad
van de minderjarige:
[naam minderjarige],geboren op [geboortedatum] in Nederland,
van wie de voogdes is:
[naam grootmoeder],grootmoeder moederszijde,
wonende in Aruba.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- de vordering ingediend op 20 januari 2021,
- de mondelinge behandeling ter zitting van 16 februari 2021, alwaar zijn verschenen de officier van justitie, mr. [naam officier], de vertegenwoordigers van de Voogdijraad, mr. [naam raadsonderzoeker 1] en mevrouw [naam raadsonderzoeker 2], en de voogdes van de minderjarige in persoon.
De

2.DE FEITEN

2.1
Ten aanzien van de minderjarige staat alleen het moederschap vast. Na het overlijden van de moeder is de grootmoeder moederszijde bij beschikking van dit gerecht van 26 januari 2015 met de voogdij over de minderjarige belast.
2.2
Op 13 januari 2021 heeft het openbaar ministerie de aan de voogdij van grootmoeder moederszijde (hierna: de voogdes) onttrokken en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwd.

3.DE BEOORDELING

3.1
Ingevolge artikel 1:332 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan op grond van feiten die tot ontzetting van de voogdij kunnen leiden het openbaar ministerie, indien het dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, het kind aan het gezag van de voogd onttrekken en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwen. Artikel 1:272, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.2
Ingevolge artikel 1:272 lid 2 BW vervalt de toevertrouwing indien het openbaar ministerie niet binnen veertien dagen van de rechter haar bekrachtiging heeft gevorderd.
3.3
De bekrachtiging is tijdig gevorderd, zodat de toevertrouwing van 13 januari 2021 nog van kracht is.
3.4
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1:327 lid 1 BW dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een voogd ten aanzien van een of meer tot een zelfde voogdij behorende minderjarigen ontzet, op grond van verwaarlozing van zijn verplichtingen of de omstandigheid dat hij niet in staat is tot een behoorlijke uitoefening van zijn voogdij.
3.5
Het gerecht is, gelet op het verhandelde ter zitting en het rapport van de Voogdijraad, van oordeel dat de door de wet aangegeven gronden voor de voorlopige toevertrouwing aannemelijk zijn geworden en dat het in het belang van de minderjarige is dat voorlopig het gezag over haar feitelijk door de Voogdijraad wordt uitgeoefend en dat de voogdes voorlopig geheel in de uitoefening van het gezag over haar wordt geschorst.
3.6
Het gerecht acht termen aanwezig om de duur van de toevertrouwing van de minderjarige aan de Voogdijraad te bepalen op zes maanden.
3.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
schorst de voogdes uit het gezag welke heeft over de :
[naam minderjarige]
,geboren op [geboortedatum] in Nederland,
vertrouwt de voorlopig toe aan de Voogdijraad,
bepaalt dat deze toevertrouwing van kracht zal blijven voor de duur van zes maanden,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 30 maart 2021 door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.