Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE FEITEN
3.DE BEOORDELING
4.DE BESLISSING
,geboren op [geboortedatum] in Nederland,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 30 maart 2021, wordt de voogdes van een minderjarige geschorst in de uitoefening van haar gezag. De zaak betreft een vordering van het Openbaar Ministerie, dat op 13 januari 2021 de voogdij van de grootmoeder moederszijde, die sinds 26 januari 2015 belast is met de voogdij, heeft onttrokken en de minderjarige voorlopig aan de Voogdijraad heeft toevertrouwd. De procedure begon met een vordering op 20 januari 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 februari 2021, waarbij de officier van justitie en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn dat na het overlijden van de moeder van de minderjarige, de grootmoeder als voogdes is aangesteld. Het Openbaar Ministerie heeft echter geconstateerd dat er redenen zijn om de voogdij te heroverwegen, wat heeft geleid tot de voorlopige toevertrouwing aan de Voogdijraad. De rechter heeft in zijn beoordeling de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba in overweging genomen, waaronder artikel 1:332, dat het mogelijk maakt om het gezag van de voogd te ontzeggen indien dit in het belang van de minderjarige is.
De rechter concludeert dat de gronden voor de voorlopige toevertrouwing aannemelijk zijn en dat het in het belang van de minderjarige is dat de Voogdijraad voorlopig het gezag uitoefent. De beslissing houdt in dat de voogdes voor een periode van zes maanden wordt geschorst en dat de toevertrouwing aan de Voogdijraad van kracht blijft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.