ECLI:NL:OGEAA:2021:128
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben verzoekers, de vader en de moeder, een verzoek ingediend tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind, geboren op 24 februari 2015. Dit verzoek werd ingediend op 29 december 2020 en de mondelinge behandeling vond plaats op 16 februari 2021. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, verzocht om voortaan alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige te worden belast.
De rechter heeft het verzoek beoordeeld op basis van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de mogelijkheid biedt om gezamenlijk gezag te beëindigen indien de omstandigheden zijn gewijzigd. De verzoekers stelden dat de vader in Nederland woont, wat de communicatie bemoeilijkt. Echter, het gerecht was van mening dat er geen overtuigende redenen waren om het gezag alleen aan de moeder toe te kennen. De verzoekers konden goed met elkaar communiceren en er waren geen contra-indicaties die het verzoek ondersteunden.
Uiteindelijk heeft het Gerecht op 30 maart 2021 besloten het verzoek af te wijzen, met de overweging dat het in het belang van de minderjarige niet noodzakelijk was dat de moeder alleen het gezag uitoefent. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter E.M.D. Angela in aanwezigheid van de griffier.