ECLI:NL:OGEAA:2021:127

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
AUA202002573
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht dringende reden bij ontslag op staande voet

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster, een inwonende dienstbode, een verzoek ingediend tegen haar werkgever, verweerder, na een ontslag op staande voet. Het ontslag vond plaats op 15 april 2020, waarbij verweerder stelde dat verzoekster vertrouwelijke informatie had gedeeld en zich ongepast had gedragen. Verzoekster betwistte de dringende reden voor haar ontslag en stelde dat het ontslag kennelijk onredelijk en onregelmatig was. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 januari 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar advocaten en verweerder door zijn gemachtigde.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen feiten zijn die erop wijzen dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek. Het Gerecht heeft ook overwogen dat de redenen voor ontslag, zoals vermeld in de ontslagbrief, niet als dringende redenen kunnen worden aangemerkt. Verweerder heeft de mogelijkheid gekregen om getuigen te horen om zijn stellingen te onderbouwen. Het Gerecht heeft besloten dat verzoekster kosteloos mag procederen en heeft een getuigenverhoor gepland voor 17 mei 2021. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur op 6 april 2021.

Uitspraak

Beschikking d.d. 6 april 2021
Behorend bij E.J. nr. AUA202002573
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster, hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigden: de advocaten mrs. D.G. Kock en P. Smit,
tegen:
[Naam verweerder],
wonende in Aruba,
verweerder, hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: de advocaat mr. C.F.K.J. Lejuez.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 12 januari 2021.
1.2
Ter zitting zijn verschenen: [verzoekster] bijgestaan door haar gemachtigden voornoemd en [verweerder] bij zijn gemachtigde voornoemd, vergezeld door de heer [naam directeur] (directeur van een bedrijf van [verweerder]). Partijen hebben het woord gevoerd (beide mede aan de hand van een door hen overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen) en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
Verzoekster] is in juni 2012 als inwonende dienstbode in loondienst getreden van [verweerder], tegen een bruto maandsalaris van Afl. 3.500,-- per maand.
2.3
Bij brief van 15 april 2020 is [verzoekster] op staande voet ontslagen. De schriftelijke kennisgeving van het ontslag luidt, voor zover van belang, als volgt.
“A traves de esta carta, le queremos informar que por motivos de las ocuriencias mundiales y en Aruba la situacion que estamos pasando, y Tambien por motivos de las cosas que ocurierion recientemente;
1.El acontecimento que paso el 2 de abril 2020, donde personal de otro departamento informa que usted esta pasando informacion no autorizada y que no le corresponde a otras personas. Informacion que Solo usted podria saber ya que esa persona no ha tenido ni a venido en contacto con usted sino por telefono. Tambien hay otro personal que lo confirma.
2.Tambien hay otro caso el dia 11 de abril 2020, en que Usted ha contactado otras personas que ni estan en Aruba informandoles cosas y acontecimientos que no son veridicas. Y temenos testimonio de estas,
Nos vemos obligados a informarle que se ha tomado la decision de terminar su relacion de trabajo con nosotros.”
2.4 [
Verzoekster] heeft [verweerder] bij brief van 18 augustus 2020 onder meer medegedeeld dat er geen sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. [Verzoekster] heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het ontslag kennelijk onredelijk en onregelmatig is.
2.5
Bij brief van 28 augustus 2020 heeft [verweerder] [verzoekster] medegedeeld bij zijn standpunt te blijven.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Verzoekster] verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. haar toestemming verleent om kosteloos te procederen;
b. voor recht verklaart dat het aan [verzoekster] verleende ontslag kennelijk onredelijk en onregelmatig is;
c. [Verweerder] veroordeelt om binnen vijf dagen na betekening van deze uitspraak aan [verzoekster] te betalen Afl. 35.000,--, zijnde het bedrag dat betrekking heeft op de niet in acht genomen opzegtermijn (ad Afl. 7.000,--), cessantia (ad Afl. 7.000,--) en schadevergoeding (ad Afl. 21.000,--);
d. [Verweerder] veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
Verweerder] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van het verzoek, dan wel tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure.

4.DE BEOORDELING

4.1
Er zijn feiten noch omstandigheden gesteld of gebleken waaruit volgt dat [verzoekster] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van [verweerder] wordt daarom verworpen.
4.2
Het Gerecht leidt uit de stellingen van [verzoekster] en hetgeen zij heeft verzocht af dat zij berust in het aan haar door [verweerder] gegeven ontslag.
4.3
Alvorens beoordeeld kan worden of het aan [verzoekster] gegeven ontslag onregelmatig dan wel kennelijk onredelijk is, dient eerst de vraag beantwoord te worden of de door [verweerder] aan [verzoekster] medegedeelde reden van ontslag een aan toewijzing van de hiervoor onder b. en c. omschreven vorderingen in de weg staande dringende reden in de zin van artikel 7A:1615p van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) oplevert. Als dringende redenen worden volgens artikel 1615o lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Van belang is verder dat het de werkgever is die moet stellen en bewijzen dat sprake is van een dringende reden. Hierbij wordt nog overwogen dat in het algemeen geldt dat het gedrag van huishoudelijk personeel zoals [verzoekster] zodanig dient te zijn dat personeel objectief gezien 100% vertrouwenswaardig is voor de werkgever in wiens privésituatie of -omgeving de werkzaamheden moeten worden verricht.
4.4.1 [
Verweerder] heeft ter verdere onderbouwing van zijn stelling dat sprake is van een dringende reden het volgende gesteld:
i. Op 2 april 2020 is de heer [naam directeur], die de directeur is van een bedrijf van [verweerder] (hierna: [directeur]), benaderd door de heer [naam werknemer], een werknemer van [verweerder] (hierna: [werknemer]), met de mededeling dat [verzoekster] tijdens een telefoongesprek heeft geklaagd over de omstandigheid dat [verweerder] aan haar geen geld te leen wilde geven, terwijl zij in een brief, die op het bureau van [verweerder] lag, heeft gezien dat [verweerder] wel aan [directeur] geld heeft geleend. [Verweerder] verwijst in dit geval naar de door hem als productie overgelegde verklaring van onder meer [directeur] en [werknemer] van 2 april 2020;
ii. Op 11 april 2020 is mevrouw [naam getuige] (hierna: [getuige] gebeld door [verzoekster] met het verzoek om aan haar geld te lenen. Daarbij heeft [verzoekster] verteld dat zij aan [verweerder] om een lening heeft gevraagd, dat [verweerder] het verzoek heeft afgewezen en dat [verzoekster] daar niet blij mee was, nu zij in verschillende brieven en stukken heeft gezien dat aan andere werknemers wel leningen zijn verstrekt. Ter ondersteuning hiervan verwijst [verweerder] naar de door hem als productie overgelegde verklaring van [getuige] van 15 april 2020;
iii. Op enig moment is [verzoekster] op het kantoor van mevrouw vergunning aanvrager] , wie de vergunningaanvragen voor [verweerder] verzorgt (hierna: [vergunning aanvrager), verschenen met het verzoek om aan haar een kopie van het paspoort van [verweerder] te verstrekken. Daarmee wilde [verzoekster] bij de bank een lening aanvragen. [Verzoekster] heeft [vergunningaanvrager] gevraagd om het door haar verzochte geheim te houden. [Verweerder] verwijst ter onderbouwing van deze stelling naar de door hem overgelegde verklaring van [vergunningaanvrager] van 15 april 2020.
4.4.2
Onder verwijzing naar bovengenoemde punten heeft [verweerder] gesteld het vertrouwen in [verzoekster] volledig te zijn kwijt geraakt. [Verzoekster] heeft als inwonende dienstbode altijd genoten van onbeperkte toegang tot alle vertrekken van de woning en daarmee tot alle vertrouwelijke stukken van [verweerder]. Zij heeft zonder toestemming van [verweerder] in voormelde stukken gekeken en vervolgens de daarin neergelegde vertrouwelijke informatie met derden gedeeld. [Verweerder] stelt zich dan ook op het standpunt dat van hem niet gevergd kan worden het dienstverband met [verzoekster] te laten voortduren.
4.5
Het Gerecht merkt op dat het door [verweerder] gestelde omtrent zijn paspoort, zoals omschreven onder 4.4.1 sub iii., niet aan het ontslag ten grondslag is gelegd. Het Gerecht zal daarom bij de beoordeling van het ontslag daarmee geen rekening houden.
4.6
Voor wat betreft de aan het ontslag ten grondslag gelegde redenen zoals omschreven in de ontslagbrief van 15 april 2020 overweegt het Gerecht als volgt.
4.7
De in de ontslagbrief vermelde redenen die verband houden met de wereldwijde gebeurtenissen en de huidige situatie in Aruba leveren - wat die gebeurtenissen en situatie ook moge zijn - geen dringende redenen in voormelde zin op, omdat dit geen verwijtbare gedragingen van [verzoekster] zijn.
4.8
Met betrekking tot de overige door [verweerder] gestelde gedragingen van [verzoekster] geldt dat [verzoekster] die gemotiveerd heeft weersproken. Gelet hierop en nu stelplicht en bewijslast dat sprake is van een dringende reden op [verweerder] rusten, zal [verweerder], overeenkomstig zijn aanbod, worden toegelaten om middels het doen horen van getuigen te bewijzen dat [verzoekster]:
-tijdens een telefoongesprek met [werknemer] heeft geklaagd over de omstandigheid dat [verweerder] aan haar ([verzoekster] dus) geen geld te leen wilde geven, en dat zij ([verzoekster] dus) daarbij tegen [werknemer] heeft gezegd dat zij ([verzoekster] dus) in een brief die op het bureau van [verweerder] lag heeft gezien dat [verweerder] wel aan [directeur] geld heeft geleend;
-in een telefoongesprek met [getuige] tegen die [getuige] heeft gezegd dat zij ([verzoekster] dus) aan [verweerder] om een lening heeft gevraagd, dat [verweerder] het verzoek heeft afgewezen en dat zij ([verzoekster] dus) daar niet blij mee was, omdat zij ([verzoekster] dus) in verschillende brieven en stukken heeft gezien dat aan andere werknemers wel leningen zijn verstrekt.
Het Gerecht zal daartoe een getuigenverhoor gelasten op het hierna in het dictum bepaalde tijdstip. Hierbij wordt alvast overwogen dat als voormelde door [verweerder] te bewijzen stellingen of één daarvan vast komen of komt te staan, sprake is van een door [verzoekster] aan [verweerder] geven dringende reden voor ontslag, omdat het Gerecht alsdan [verweerder] volgt in zijn standpunt dat vanwege het ontvallen van het door [verweerder] in [verzoekster] te stellen vertrouwen van hem niet kan worden gevergd het dienstverband met [verzoekster] langer te laten voortduren dan thans het geval is.
4.9
Tijdens het hierna te bepalen getuigenverhoor kunnen maximaal drie getuigen worden gehoord. Indien [verweerder] meer getuigen wil laten horen, zal daarvoor na afloop van de zitting een nieuwe datum worden bepaald. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het horen van een getuige gemiddeld een uur duurt indien er niet getolkt hoeft te worden. [Verweerder] dient uiterlijk drie werkdagen voor het getuigenverhoor de personalia van de door hem voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar te maken aan het Gerecht en aan [verzoekster]. Het Gerecht wijst partijen erop dat het getuigenverhoor in beginsel in de Nederlandse taal plaatsvindt. [Verweerder] moet zelf zorgdragen voor een tolk die de taal van de te horen getuige(n) en de Nederlandse taal voldoende machtig is. De partij die zelf een tolk meeneemt moet er rekening mee houden dat de rechter een tolk die niet beroepshalve tolkt in beginsel niet accepteert.
4.1
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, zal [verzoekster] worden toegelaten om kosteloos te procederen.
4.11
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
stelt [verweerder] in de gelegenheid om middels getuigen te bewijzen hetgeen zij ingevolge rechtsoverweging 4.8 dient te bewijzen;
5.2
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van mr. A.H.M. van de Leur ter terechtzitting van
maandag 17 mei 2021 om 09:00 uurin zaal B van het in Aruba te J.G. Emanstraat nr. 51 gelegen gerechtsgebouw, tijdens welke zitting maximaal 3 getuigen kunnen worden gehoord;
5.3
bepaalt dat [verweerder] uiterlijk drie werkdagen voor die zitting de personalia van de door hem voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar dient te maken aan het Gerecht en aan [verzoekster];
5.4
verleent aan [verzoekster] toestemming om kosteloos te procederen;
5.5
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 6 april 2021 in aanwezigheid van de griffier.