In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als verzoeker, en zijn werkgever, de Aruba Airport Authority N.V. (AAA). De werknemer was op 15 november 2019 op staande voet ontslagen omdat hij een drugstest niet met goed gevolg had kunnen afleggen. AAA stelde dat de werknemer onvoldoende urine had afgestaan, waardoor de test niet kon worden afgenomen. Volgens de regels van AAA wordt een niet afgenomen test gelijkgesteld aan een geweigerde test, wat op zijn beurt weer gelijkstaat aan een positieve test. De werknemer betwistte de geldigheid van het ontslag en vorderde onder andere de nietigheid van het ontslag en doorbetaling van zijn loon.
Het Gerecht oordeelde dat AAA niet zonder meer kon stellen dat de niet afgenomen test gelijkgesteld kon worden aan een geweigerde test. Het Gerecht vond dat de situatie van een niet afgenomen test niet automatisch als een geweigerde test kon worden beschouwd, tenzij er sprake was van kwaad opzet van de werknemer. Aangezien AAA niet had aangetoond dat er sprake was van opzet, werd het ontslag nietig verklaard. Het Gerecht oordeelde verder dat de werknemer recht had op doorbetaling van zijn loon en dat hij weer aan het werk moest worden gesteld. AAA werd veroordeeld tot het betalen van dwangsommen voor elke dag dat zij het bevel om de werknemer weer toe te laten tot zijn werkzaamheden niet opvolgde.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures en de bewijslast die op hen rust in gevallen van ontslag op staande voet, vooral in situaties waarin de geldigheid van drugstests ter discussie staat.