ECLI:NL:OGEAA:2021:107

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
AUA202002711
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Renteaftrek en verbondenheid in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 maart 2021 uitspraak gedaan over een geschil tussen een vennootschap, hierna 'belanghebbende', en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de winstbelasting voor het jaar 2013, waarbij de Inspecteur de renteaftrek had geweigerd. De Inspecteur stelde dat de rente verschuldigd was aan een verbonden lichaam, waardoor deze op grond van artikel 6, lid 1, letter f van de Landsverordening winstbelasting (LWB) van aftrek was uitgesloten. De belanghebbende betwistte dit en voerde aan dat er geen sprake was van verbondenheid.

De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de schuldeiser, een vennootschap genaamd [MI], niet als een verbonden lichaam kon worden aangemerkt. De bestuurdersverklaring die door belanghebbende was overgelegd, werd als onvoldoende objectief beschouwd, omdat deze afkomstig was van een persoon die ook bestuurder was van belanghebbende. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet was geslaagd in haar bewijslast en dat de beperking van de renteaftrek van toepassing was. De Inspecteur had derhalve terecht de renteaftrek geweigerd.

De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er werd geen vergoeding van proceskosten of griffierecht toegekend. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 12 maart 2021
BBZ nr. AUA202002711
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 28 december 2018 een aanslag in de winstbelasting voor het jaar 2013 opgelegd naar een winst van Afl. 226.300, resulterend in een verschuldigd bedrag van Afl. 63.364.
1.2
Belanghebbende heeft op 20 februari 2019 tegen de aanslag bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 juli 2020 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 25 september 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Hierbij is een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 10 februari 2021 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2021 te Oranjestad. Namens belanghebbende is verschenen [A] van [X]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B], [C] en [D]. Beide partijen hebben een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is een naar Arubaans recht opgerichte vennootschap die is gevestigd in Aruba. Zij houdt zich onder meer bezig met het houden van deelnemingen en verstrekken van leningen.
2.2
De aandelen in belanghebbende worden gehouden door de in Curaçao gevestigde Stichting Particulier Fonds [Z] (SPF [Z]). Bestuurder van SPF [Z] is [IMC trustf (Curaçao) NV]. De heer [R] heeft vermogen in SPF [Z] ingebracht.
2.3
Belanghebbende houdt op haar beurt alle aandelen in de vennootschappen [C AVV] en [AI AVV] (hierna: de dochtervennootschappen). Beide dochtervennootschappen zijn op Aruba gevestigde vrijgestelde vennootschappen. Vanwege hun transparante status worden de vermogensbestanddelen en resultaten van beide dochtervennootschappen aan belanghebbende toegerekend.
2.4
De dochtervennootschappen zijn leningen aangegaan bij [MI AVV] (hierna: [MI]), een eveneens op Aruba gevestigde vrijgestelde vennootschap. De aandelen in [MI] worden gehouden door [MA Holding Ltd] (hierna: [MA Ltd]), een vennootschap gevestigd op de Britse Maagdeneilanden, waarvan alle aandelen in handen zijn van de heer [R]. De dochtervennootschappen hebben ter zake van voornoemde leningen in 2013 een rentebedrag van in totaal Afl. 232.853 betaald aan [MI].
2.5 [
IMC NV] is bestuurder van zowel belanghebbende en de dochtervennootschappen als van [MI]. IMC Ltd is bestuurder van [MA Ltd]. De bestuurders van [MI] en [MA Ltd] hebben op 4 november 2020 in een schriftelijke verklaring onder meer het volgende neergelegd:
“The legal structure that includes [MI] (…) and the legal structure that includes [belanghebbende] cannot be considered to be affiliated:
  • Neither [belanghebbende], nor its direct or indirect parent company/companies or direct or indirect subsidiary/subsidiaries, hold any shares in the capital of [MI] (…), in [MI] direct or indirect parent company/companies, or in [MI] direct or indirect subsidiary/subsidiaries.
  • Neither [MI] (…), nor its direct or indirect parent company/companies or direct or indirect subsidiary/subsidiaries, hold any shares in the capital of [belanghebbende], in [belanghebbendes] direct or indirect parent company/companies, or in [belanghebbendes] direct or indirect subsidiary/subsidiaries.
  • No single person holds shares both in the capital of [MI] (…) or in [MI] direct or indirect parent company/companies and in the capital of [belamghebbende] or in [belanghebbendes] direct or indirect parent company/companies.”
2.6
Zowel de dochtervennootschappen als [MI] hebben bankrekeningen bij CMB-bank waarvan en waarnaar de rentebetalingen worden geboekt. De gezamenlijk gemachtigden tot zowel de bankrekeningen van de dochtervennootschappen als de bankrekening van [MI] betreffen dezelfde vijf natuurlijke personen die allen werkzaam zijn (geweest) bij IMC.
2.7
In haar aangifte winstbelasting 2013 heeft belanghebbende de rentelast ten bedrage van Afl. 232.853 (2013) ten laste van de winst gebracht. Verder heeft belanghebbende in de aangifte de schulden aan [MI] vermeld onder post 18a ‘schulden aan deelnemingen en gelieerde maatschappijen’.
2.8
Bij het vaststellen van de aanslag winstbelasting 2013 heeft de Inspecteur de renteaftrek geweigerd.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur de renteaftrek terecht heeft gecorrigeerd.
3.2
De Inspecteur neemt het standpunt in dat de renten zijn verschuldigd aan een verbonden lichaam, zodat deze renten op grond van artikel 6, lid 2, letter f Landsverordening winstbelasting (LWB) van aftrek zijn uitgesloten. Belanghebbende is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.3
Tussen partijen is niet in geschil dat bij schuldeiser [MI] de rentebaten niet worden belast met enige winstbelasting.
3.4
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag tot nihil. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Ingevolge artikel 6, lid 2, letter f, in samenhang met artikel 6, lid 3 LWB is geen aftrek voor renten van opgenomen gelden toegelaten, als deze zijn verschuldigd aan lichamen. Deze renteaftrekbeperking is onder meer niet van toepassing indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de renten niet rechtens dan wel in feite direct of indirect zijn verschuldigd aan verbonden personen of lichamen.
4.2
Blijkens artikel 6, lid 5 LWB worden als met een belastingplichtige verbonden onder meer aangemerkt lichamen waarin een derde voor ten minste een derde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde tevens voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in die belastingplichtige. Anders dan belanghebbende betoogt, kan een derde ook in een Stichting Particulier Fonds (SPF) een belang hebben door zeggenschap of een financieel belang.
4.3
Voornoemde wettelijke regeling van bewijslastverdeling brengt mee dat belanghebbende feiten en omstandigheden dient te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat schuldeiser [MI] niet als een met belanghebbende verbonden lichaam kan worden aangemerkt. Dit betekent dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.
4.4
Vaststaat dat de heer [R] vermogen heeft ingebracht in belanghebbendes aandeelhouder SPF [Z] en dat hij (indirect) alle aandelen houdt in schuldeiser [MI]. Deze feiten rechtvaardigen het vermoeden dat sprake is van verbondenheid tussen belanghebbende en schuldeiser [MI]. Belanghebbende stelt echter dat van verbondenheid geen sprake is en dat de heer [LD] begunstigde is van SPF [Z]. Ter onderbouwing daarvan wijst belanghebbende op de verklaring van de bestuurders van [MI] en [MA] Ltd van 4 november 2020 (zie 2.5). Met de enkele verwijzing naar deze verklaring is belanghebbende niet geslaagd in haar bewijslast. Deze verklaring is immers afkomstig van een persoon die tevens bestuurder is van belanghebbende en mist derhalve een objectief karakter. Bovendien is deze verklaring niet controleerbaar aan de hand van gegevens die van derden afkomstig zijn. Belanghebbende heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat schuldeiser [MI] niet als een met belanghebbende verbonden lichaam kan worden aangemerkt.
4.5
Nu belanghebbende niet is geslaagd in haar bewijslast, vindt de beperking van de renteaftrek in de zin van artikel 6, lid 1, letter f LWB toepassing. De Inspecteur heeft daarom terecht de renteaftrek geweigerd.

5.PROCESKOSTEN

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 12 maart 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieAUA@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300