ECLI:NL:OGEAA:2021:106

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
AUA202002096
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • E. de Cuba
  • H. Dirksz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing ziekengeld wegens alcoholgebruik

In deze zaak heeft het College van Beroep geoordeeld over het beroep van een appellante die een tegemoetkoming in ziekengeld had aangevraagd wegens arbeidsongeschiktheid door alcoholische hepatitis. De Sociale Verzekeringsbank had op 30 juli 2020 besloten dat appellante geen recht had op deze tegemoetkoming, omdat haar ziekte te wijten was aan het gebruik van alcoholhoudende drank. Appellante, die zich op 17 juli 2020 arbeidsongeschikt meldde, stelde dat haar psychische problemen, waaronder een depressieve stoornis en echtscheidingsproblemen, hebben geleid tot haar alcoholgebruik. Ze betoogde dat ze niet opzettelijk of met grove schuld een alcoholverslaving had ontwikkeld en vroeg om een tegemoetkoming.

Tijdens de zitting op 28 januari 2021 was appellante niet aanwezig, terwijl de bank werd vertegenwoordigd door een juridisch adviseur en een verzekeringsarts. Het College heeft de relevante wetgeving, met name artikel 7 van de Landsverordening Ziekteverzekering, in overweging genomen, waarin staat dat er geen recht op tegemoetkoming bestaat indien de ziekte te wijten is aan alcoholgebruik. Het College concludeerde dat de ziekte van appellante inderdaad veroorzaakt was door haar alcoholgebruik, en dat de bank terecht had besloten om geen ziekengeld toe te kennen. Het beroep van appellante werd dan ook ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 25 maart 2021
CVB nr. AUA202002096
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv) van:
[Appellante],
wonende in Aruba,
APPELLANTE,
procederend in persoon,
tegen de beslissing van 30 juli 2020 van
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij beschikking van 30 juli 2020, door appellante ontvangen op 4 augustus 2020, heeft de bank besloten dat appellante geen recht heeft op een tegemoetkoming overeenkomstig de LvZv in verband met arbeidsongeschiktheid wegens alcoholische hepatitis vanaf 17 juli 2020, aangezien die ziekte te wijten is aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen.
1.2
Hiertegen heeft appellante op 25 augustus 2020 beroep aangetekend bij dit College.
1.3
Op 15 oktober 2020 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellante is behandeld op de bijeenkomst van 28 januari 2021, waar zijn verschenen voor de bank, mr. B. Every, juridisch adviseur en drs. de Graaf, verzekeringsarts, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Appellante is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.

2.DE OVERWEGING

2.1
Appellante kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank om haar geen ziekengeld toe te kennen. Zij stelt zich daarbij op het standpunt dat haar psychische problemen, namelijk depressieve stoornis, insomnia en echtscheidingsproblemen, hebben geleid tot alcoholgebruik. Haar psychische problemen worden erkend als ziekte, zoals blijkt uit het Handboek DSM 5, aldus appellante. Zij vraagt om tegemoetkoming, omdat zij niet met opzet of grove schuld een alcoholverslaving heeft ontwikkeld.
2.2
Ter beoordeling ligt voor de vraag of de bank terecht heeft besloten aan appellante geen ziekengeld uit te keren.
2.3
In artikel 7 van de LvZv zijn de gevallen opgenomen, waarin een arbeider geen recht op tegemoetkoming kan doen gelden. Voor zover hier van belang bepaalt artikel 7, eerste lid en onder a van de LvZv dat de arbeider geen recht op tegemoetkoming heeft of dit recht verliest indien de ziekte te wijten is aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen.
2.4
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat appellante zich op 17 juli 2020 arbeidsongeschikt meldde en dat zij van 10 tot en met 14 juli 2020 in het ziekenhuis was opgenomen met klachten van hepatitis. In de ontslagbrief van het ziekenhuis staat vermeld dat appellante te kennen heeft gegeven dagelijks iets meer dan een fles wijn te drinken, en dat bij haar onder andere sprake is van “
leversteatosis en alcohol abuses met hepatitis dd alcoholische hepatitis met beeld van forse hepatomegaly, en problematisch alcohol gebruik”.
2.5
Naar het oordeel van het College volgt uit het voorgaande dat de ziekte waarvoor appellante tegemoetkoming heeft geclaimd, veroorzaakt is door het gebruik van alcohol. Nu de wetgever dergelijke ziektes heeft uitgesloten van het recht op ziekengeld, heeft de bank naar het oordeel van College terecht besloten aan appellante geen tegemoetkoming toe te kennen.
2.6
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van appellante ongegrond is.

3.DE BESLISSING

Het College:
- verklaart het beroep van appellante ongegrond.
Aldus gegeven op 25 maart 2021 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, E. de Cuba en H. Dirksz, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.