ECLI:NL:OGEAA:2021:1
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging en de toepassing van beleidsregels
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een verblijfsvergunning voor appellant, die in het kader van gezinshereniging een aanvraag had ingediend. Appellant, die op 3 augustus 2016 als toerist Aruba binnenkwam, had op 24 juli 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning. Deze aanvraag werd op 17 oktober 2018 afgewezen, omdat appellant illegaal op Aruba verbleef en de eerste aanvraag in het buitenland moest worden afgewacht. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd op 9 mei 2019 ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft appellant beroep ingesteld bij het Gerecht. Tijdens de zitting op 23 november 2020 was appellant niet aanwezig, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was. Het Gerecht overwoog dat verweerder terecht had gesteld dat appellant niet onder de uitzonderingscategorieën viel die in het beleid waren opgenomen. Het Gerecht concludeerde dat appellant geen recht had op een verblijfsvergunning, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden en geen dispensatie had gekregen voor zijn illegale verblijf.
De rechter verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en is openbaar uitgesproken. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.