ECLI:NL:OGEAA:2020:98
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- N.K. Engelbrecht
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba in een voogdijzaak betreffende een minderjarige
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 3 maart 2020 een beschikking gegeven in een voogdijzaak. De verzoekster, de moeder van de minderjarige, heeft op 15 november 2019 een verzoekschrift ingediend om haar zus, de tante van de minderjarige, als voogdes aan te stellen. De minderjarige, geboren in 2003, woont momenteel in Nederland bij zijn tante, nadat hij op 11 juli 2019 uit het bevolkingsregister van Aruba is uitgeschreven. De ouders van de minderjarige zijn in 2006 gescheiden, waarbij het gezag over de minderjarige aan de moeder is toegewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2020 was de verzoekster aanwezig, maar de vader van de minderjarige heeft geen verweerschrift ingediend en verzocht om uitstel van de behandeling, wat is afgewezen. De rechter heeft overwogen dat, gezien de huidige woonplaats van de minderjarige in Nederland, het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba geen rechtsmacht heeft om het verzoek te behandelen. Dit is gebaseerd op artikel 429ba van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba, dat stelt dat de rechter geen rechtsmacht heeft als er onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba is.
Uiteindelijk heeft het gerecht zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek, en deze beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.