ECLI:NL:OGEAA:2020:98

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
AUA201904009
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba in een voogdijzaak betreffende een minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 3 maart 2020 een beschikking gegeven in een voogdijzaak. De verzoekster, de moeder van de minderjarige, heeft op 15 november 2019 een verzoekschrift ingediend om haar zus, de tante van de minderjarige, als voogdes aan te stellen. De minderjarige, geboren in 2003, woont momenteel in Nederland bij zijn tante, nadat hij op 11 juli 2019 uit het bevolkingsregister van Aruba is uitgeschreven. De ouders van de minderjarige zijn in 2006 gescheiden, waarbij het gezag over de minderjarige aan de moeder is toegewezen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2020 was de verzoekster aanwezig, maar de vader van de minderjarige heeft geen verweerschrift ingediend en verzocht om uitstel van de behandeling, wat is afgewezen. De rechter heeft overwogen dat, gezien de huidige woonplaats van de minderjarige in Nederland, het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba geen rechtsmacht heeft om het verzoek te behandelen. Dit is gebaseerd op artikel 429ba van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba, dat stelt dat de rechter geen rechtsmacht heeft als er onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba is.

Uiteindelijk heeft het gerecht zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek, en deze beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 3 maart 2020
behorend bij EJ nr. AUA201904009

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
op het verzoek van

[Naam verzoekster], de moeder,

wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[Naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2003 in Nederland,
wonende in Nederland,
de minderjarige,
[Naam belanghebbende I], de vader,
wonende in Aruba,
[Naam belanghebbende II], tante van de minderjarige, tevens de voorgestelde voogdes,
wonende in Nederland, te [adres] in [plaats].
1.DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 15 november 2019;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 4 februari 2020, in aanwezigheid van verzoekster in persoon.
De vader heeft geen verweerschrift ingediend en heeft op 27 januari 2020 uitstel van de behandeling ter zitting verzocht, omdat hij in de periode van 2 tot en met 9 februari 2020 in het buitenland zal vertoeven. Dit verzoek is gelet op de aard van het verzoek en de oproepingsdatum voor de behandeling (13 december 2019), afgewezen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Uit het huwelijk tussen de ouders is de minderjarige geboren. De ouders zijn in het jaar 2006 van elkaar gescheiden. Bij beschikking van 25 oktober 2006, behorende bij E.J. nr. 1038 van 2006, is bepaald dat het gezag over de minderjarige voortaan alleen aan de moeder toekomt.
1.2
De minderjarige is op 11 juli 2019 uit het bevolkingsregister alhier uitgeschreven. Op 15 juli 2019 is hij naar Nederland afgereisd, alwaar hij thans inwoont bij zijn tante, de voorgestelde voogdes.
2. Het verzoek strekt tot het benoemen van voornoemde tante als voogdes van de minderjarige. Daartoe wordt gesteld dat de moeder de minderjarige in zijn belang naar de tante in Nederland heeft gestuurd, waar hij structuur, regelmaat en een gezonde leefomgeving zal hebben.
3.1
Gelet op de omstandigheid dat de minderjarige al vanaf medio juli 2019 niet meer in Aruba woont, is allereerst aan de orde de vraag of het gerecht rechtsmacht heeft in deze zaak.
3.2
Ingevolge artikel 429ba van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba (Rv) komt aan de rechter geen rechtsmacht toe, indien het verzoek onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba heeft. Van de relevante aanknopingspunten in zaken betreffende minderjarige kinderen moet het zwaarste - en doorgaans doorslaggevend - gewicht worden toegekend aan de gewone verblijfplaats van de minderjarigen, zijnde het uitgangspunt in het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 (en ook in de opvolger daarvan, het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996). Ligt de gewone verblijfplaats van het kind, zoals in dit geval, buiten Aruba, dan komt de Arubaanse rechter geen rechtsmacht toe.
3.3
Gelet op de huidige woonplaats van de minderjarige, heeft onderhavig verzoek onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba. Dit leidt tot de volgende beslissing.

DE BESLISSING

Het gerecht:
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter bij dit gerecht, en op 3 maart 2020 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.