In zijn rapport ingediend op 31 januari 2020, schrijft de voogdijraad het volgende.
De zaak is op 15 november 2019 door de schoolmaatschappelijk werkster DPS aangemeld bij de voogdijraad, vanwege vermoedelijke mishandeling van de minderjarige door de moeder. Een jaar daarvoor was de voogdijraad ook betrokken bij hulp in de vorm van begeleiding door de schoolmaatschappelijk werker nadat de moeder de minderjarige had geslagen. Er zijn toen gesprekken gevoerd met de moeder, maar de moeder ziet de ernst van haar handelen niet in. Dit keer besloot de voogdijraad om de minderjarige uit huis te plaatsen om hem veilig te stellen.
De minderjarige is via een voorlopige toevertrouwing aan de voogdijraad, in het Kindertehuis Imeldahof geplaatst. Sinds deze plaatsing is er geen contact geweest tussen de minderjarige en de moeder. De minderjarige wil de moeder niet zien, en raakt overstuur na telefonisch contact met haar.
Volgens de moeder gedraagt de minderjarige zich slecht, pest hij haar, en respecteert hij haar niet. Hij luistert niet naar haar en is brutaal naar haar toe. Hij steelt, maakt ruzie en vecht met kinderen uit de buurt en slaat zijn zusje. Zij weet niet meer wat zij met hem moet doen.
De minderjarige heeft verteld dat de moeder niet zijn echte moeder is en dat hij ouder is dan 11 jaar. Volgens de minderjarige is zijn hele familie boos op hem omdat hij de waarheid heeft gezegd. Hij wil niet in Imeldahof blijven en wil ook niet terug naar Haïti. Hij wil naar huis.
Volgens de voogdijraad zijn er vermoedens dat mevrouw [naam moeder] niet de moeder van de minderjarige is, maar dat zij zijn oudere zus is. De vermoedelijke biologische moeder is [naam biologische moeder], die in Haïti woont. Volgens mevrouw [naam biologische moeder] is ten aanzien van de minderjarige een valse geboorteakte opgemaakt, zodat hij naar Aruba kon komen omdat de situatie van de minderjarige in Haïti niet goed was. De originele geboorteakte is niet meer te achterhalen, aldus de vermoedelijke biologische moeder.
Uit onderzoek is gebleken dat de minderjarige gedragsproblemen vertoont. Hij moet leren om negatieve gevoelens om te zetten in geaccepteerd gedrag en het gezag van volwassenen te respecteren. De begeleiding voor de minderjarige is nog niet van start gegaan. De moeder dient de ouder-kind relatie te herstellen alsmede leren om leeftijdsadequaat structuur, regels en grenzen te stellen, alvorens de minderjarige weer thuis geplaatst kan worden. De moeder heeft geen inzicht in haar aandeel in de problematiek en geeft alle schuld aan de minderjarige.
De voogdijraad concludeert dat een gebrek aan adequaat uitgevoerde opvoedingstaken en verzorgingstaken de centrale oorzaken zijn waarom het belang van de minderjarige op de achtergrond is komen te staan, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot grove verwaarlozing, mishandeling en bedreigde ontwikkeling van de minderjarige. De onduidelijkheid over de vraag wie de werkelijke moeder van de minderjarige is, bemoeilijkt het verloop van het onderzoek en stagneert het herstel van contact tussen de minderjarige en de moeder.
Geadviseerd wordt de voorlopige toevertrouwing te bekrachtigen voor de duur van zes maanden, zodat de voogdijraad verder onderzoek kan verrichten waarbij ter afwending van de mogelijke bedreiging voor de ontwikkeling van de minderjarige, de juiste gezagsvoorziening voor de minderjarige wordt bewerkstelligd.