Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Verzoeker],
DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Wettelijk kader
tandpunten van partijen
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een Venezolaanse verzoekster tegen de beslissing van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie om haar uit te zetten. Verzoekster was op 23 oktober 2019 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van vijftien dagen. Na het verstrijken van deze periode heeft zij op 4 november 2019 een afspraak gemaakt bij DIMAS om haar asielwens te formaliseren, maar deze afspraak was pas op 17 januari 2020. Op 10 januari 2020 heeft de Minister de uitzetting van verzoekster bevolen, omdat zij sinds 8 november 2019 niet in het bezit was van een geldige verblijfstitel.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en op 16 januari 2020 een verzoekschrift ingediend bij het gerecht. Tijdens de zitting op 5 februari 2020 heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster niet onverwijld om verdragsbescherming heeft verzocht bij haar aankomst in Aruba en dat haar verblijf zonder geldige titel in strijd is met de openbare orde. De rechter heeft vastgesteld dat de Minister verzoekster in de gelegenheid heeft gesteld om een asielverzoek in te dienen, en dat er geen sprake is van schending van het non-refoulementverbod. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van verzoekster afgewezen en de bestreden beschikking in stand gelaten, omdat er geen grond was voor schorsing van het uitzettingsbevel.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van asielverzoeken en de gevolgen van illegaal verblijf in Aruba. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen onevenredig nadeel voor verzoekster is en dat de beslissing van de Minister rechtmatig was.