ECLI:NL:OGEAA:2020:73

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
AUA202000074
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over illegale sloop- en bouwwerkzaamheden door J.M.K. Burger Holding in Aruba

In deze zaak, die op 26 februari 2020 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, hebben eisers, wonende te Aruba, een kort geding aangespannen tegen J.M.K. Burger Holding. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.W. Rep, vorderden dat J.M.K. Burger Holding haar sloop- en bouwactiviteiten zou staken totdat zij in het bezit was van de benodigde vergunningen. De eisers stelden dat zij onrechtmatige hinder ondervonden van de werkzaamheden die door J.M.K. Burger Holding op hun perceel werden uitgevoerd, en dat er plannen waren voor de exploitatie van een drive-thru restaurant, wat zou leiden tot verdere overlast.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 januari 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. J.M.K. Burger Holding, vertegenwoordigd door advocaten mrs. R. Marchena en N.S. Gravenstijn, betwistte de claims van de eisers en stelde dat er geen illegale activiteiten plaatsvonden. Het Gerecht oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims en dat de vorderingen prematuur waren. Het Gerecht concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij de gevraagde voorzieningen, aangezien de stellingen van de eisers niet aannemelijk waren gemaakt.

Uiteindelijk wees het Gerecht de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten, die tot aan de uitspraak waren begroot op Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 26 februari 2020
Behorend bij K.G. AUA202000074
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:

1.[naam eiser 1],

2.[naam eiseres 2],
wonende te Aruba,
eisers,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: advocaat mr. G.W. Rep,
tegen
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J.M.K. BURGER HOLDING VBA,
h.o.d.n.
BK ISLAND HOLDING,
wonende en gevestigd in Aruba
gedaagde,
hierna te noemen: J.M.K. Burger Holding,
gemachtigde: advocaten mrs. R. Marchena en N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- producties zijdens partijen;
- de mondelinge behandeling van de zaak op 30 januari 2020.
1.2
Ter zitting zijn verschenen: [eiseres] bijgestaan door hun gemachtigde en J.M.K. Burger Holding bij haar gemachtigden, die werden vergezeld door de heer [naam directeur van gedaagde] (directeur van J.M.K. Burger Holding). Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
J.M.K. Burger Holding is sinds 13 november 2019 eigenaar van het recht van erfpacht op het perceel gelegen te [naam perceel] in Aruba, met het daarop gebouwde bedrijfspand en appartementengebouw plaatselijk bekend als [naam adres 1] (hierna: het perceel).
2.3 [
eiseres] zijn eigenaren en bewoners van de woning aan het [adres eisers] in Aruba. Dit woonhuis grenst direct aan het perceel van J.M.K. Burger Holding.
2.4
J.M.K. Burger Holding heeft werkzaamheden verricht aan haar perceel.
2.5
Bij brief van 11 december 2019 gericht aan de Dienst Openbare Werken Aruba (DOW) hebben [eiseres] geklaagd over dagelijkse activiteiten op het perceel en hebben zij bezwaar gemaakt tegen eventueel afgegeven vergunningen. De brief luidt voor zover hier van belang als volgt.
“(…)
De kennelijke bedoeling is om hier een fast food locatie onder de naam Burger King op te trekken.
Op dit moment zijn er dagelijks en vele activiteiten; er wordt gesloopt, funderingen worden aangebracht en alle voorbereidingen zijn gaande voor een Burger King restaurant (bijlage 2). Naar cliënt heeft vernomen zal er – onder andere – een drive thru naast zijn woning komen wat enorm veel licht-, geluids- en overige overlast tot gevolg zal hebben via parkerende auto’s. Ook de intensiteit zal veel meer zijn dan wat tot nu toe het geval is wat aan- en afvoer van verkeer betreft.
(…)
Niet alleen zal de overlast enorm zijn, ook blijkt uit de akte van levering dat het terrein volgens de erfpachtvoorwaarden voor geen ander doel mag worden gebruikt dan voor om een rumshop/restaurant. Daarvan is naar de mening van cliënt in het licht van de voorwaarden waaronder het destijds – 1992 – is uitgegeven, geen sprake. Immers, een rumshop/restaurant heeft totaal andere impact voor de omgeving dan een fast food locatie zoals deze in 2019 wordt geëxploiteerd.
Graag treed ik en/of cliënt met u op zeer korte termijn in overleg om duidelijkheid te verkrijgen. Voor zover nodig verzoek ik u om dit schrijven als een bezwaar tegen een eventueel afgegeven aanlegvergunning en/of bouwvergunning te beschouwen.”
2.6 [
eiseres] hebben J.M.K. Burger Holding bij brief van 13 januari 2020 verzocht en voor zover nodig gesommeerd om per direct de sloop- en/of bouwactiviteiten te staken en om aan de gemachtigde van [eiseres] te bevestigen dat zij niet langer voornemens is om een drive-thru restaurant te openen op de locatie [naam adres 1].
2.7
Op bovengenoemd verzoek hebben [eiseres] geen reactie ontvangen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiseres] vorderen dat het Gerecht, bij vonnis in kort geding en uitvoerbaar bij voorraad J.M.K. Burger Holding:
a. beveelt haar sloop- en bouwactiviteiten te staken totdat zij in het bezit is van een aanlegvergunning en een bouwvergunning ten aanzien van het perceel en [eiseres] daarvan schriftelijk in kennis te hebben gesteld, met overhandiging van een kopie van die vergunningen, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 10.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat J.M.K. Burger Holding voormeld bevel niet opvolgt, tot een maximum van Afl. 1.500.000,--;
beveelt geen commerciële activiteiten op het perceel in kwestie toe te staan en/of te laten plaatsvinden tot J.M.K. Burger Holding in het bezit is gesteld van alle benodigde vergunningen, dan wel tot de bodemrechter in deze vonnis heeft gewezen, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 10.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat J.M.K. Burger Holding voormeld bevel niet opvolgt, tot een maximum van Afl. 1.500.000,--;
c) veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Ter onderbouwing van hun vordering hebben [eiseres] gesteld dat J.M.K. Burger Holding op het perceel dagelijks sloop- en/of bouwwerkzaamheden verricht dan wel laat verrichten, terwijl zij niet in het bezit is van de daartoe vereiste vergunningen. [eiseres] hebben in verband met bedoelde werkzaamheden gesteld onrechtmatige hinder te ondervinden. Verder hebben [eiseres] gesteld dat J.M.K. Burger Holding voornemens is om in de toekomst een drive-thru restaurant op locatie te gaan exploiteren. In verband daarmee hebben [eiseres] gesteld ernstige overlast en hinder te verwachten van de ter realisatie van het restaurant uit te voeren sloop- en/of bouwwerkzaamheden en van de activiteiten rondom bedoeld te exploiteren restaurant.
3.3
J.M.K. Burger Holding heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

de ontvankelijkheid

4.1
Een eerste vraag die in deze zaak rijst is of [eiseres] al dan niet hun vorderingen ter beoordeling aan de bestuursrechter moeten voorleggen. Naar het oordeel van het Gerecht dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord en wel om de volgende redenen. Vast staat dat [eiseres] het bestuur in deze kwestie kunnen verzoeken om handhavend op te treden, maar in een dergelijk geval bestaat de mogelijkheid dat [eiseres] een termijn van twaalf weken moeten afwachten alvorens zij krachtens de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) bezwaar kunnen indienen bij het bestuursorgaan dan wel bij de desbetreffende dienst en connex daaraan een voorlopige voorziening kunnen verzoeken bij de bestuursrechter. Niet is gesteld noch is gebleken dat krachtens een andere wettelijke regeling te dezen een kortere termijn van toepassing is. Gelet op dit alles is het Gerecht voorshands van oordeel dat het bestuursrecht gedurende bedoelde twaalf weken geen of onvoldoende rechtsbescherming biedt aan [eiseres], en dat de rechtsingang bij de burgerlijke rechter om die reden voor [eiseres] open staat. [eiseres] zullen op grond van het voorgaande ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, nu een andere grond tot niet-ontvankelijkheid is gesteld noch gebleken.
het spoedeisend belang
4.2
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij hun vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen, behoudens ter zake van het hierna volgende onder 4.5, 4.6 en 4.8.
4.3
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kortgeding, worden beoordeeld of de vorderingen in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorzieningen gerechtvaardigd is.
de vordering onder a
4.4 [
eiseres] hebben gesteld dat J.M.K. Burger Holding op het perceel dagelijks sloop- en/of bouwactiviteiten verricht of laat verrichten, terwijl zij niet in het bezit is van de daartoe vereiste vergunningen. Ter onderbouwing van hun stelling dat er gesloopt en gebouwd wordt, hebben [eiseres] een aantal foto’s in het geding gebracht. Op deze foto’s zijn onder meer te zien bouwmaterialen, een muur en een hoopje bouwafval. J.M.K. Burger Holding heeft betwist dat er sprake is van sloop- en/of bouwactiviteiten op het perceel. In verband met de door [eiseres] overgelegde foto’s heeft J.M.K. Burger Holding toegelicht dat de bouwmaterialen die op de foto’s te zien zijn gebruikt zijn om de muur tussen haar perceel en dat van [eiseres] op te trekken en dat het hoopje bouwafval dat op de foto te zien is restjes zijn van het muurpleisterwerk. Verder heeft J.M.K. Burger Holding gesteld deuren en ramen van een op het perceel gebouwd appartement te hebben vervangen.
Gelet op de toelichting van J.M.K. Burger Holding, die [eiseres] verder niet gemotiveerd hebben betwist, en nu [eiseres] hun stelling evenmin nader hebben onderbouwd met stukken, is het Gerecht voorshands van oordeel dat niet aannemelijk is geworden de stelling van [eiseres] dat er sloop- en/of bouwactiviteiten op het perceel worden verricht waarvoor vergunning zijn vereist zoals gesteld door J.M.K. Burger Holding.
4.5
Voor zover [eiseres] bedoeld hebben een verbod op mogelijk in de toekomst illegale bouw- en/of sloopwerkzaamheden te vorderen, is het Gerecht voorshands van oordeel dat een dergelijk verbod als zijnde prematuur niet kan worden gegeven. Dit temeer omdat het Gerecht niet ziet dat [eiseres] spoedeisend belang hebben bij zo’n verbod. Daar komt bij dat J.M.K. Burger Holding niet dan wel onvoldoende bestreden heeft gesteld dat zij zonder de daartoe vereiste vergunningen geen sloop- en/of bouwactiviteiten waartoe vergunningen zijn vereist zal uitvoeren.
de vordering onder b
4.6
Het Gerecht is ter zake van de vordering onder b van oordeel dat [eiseres] onvoldoende onderbouwd hebben gesteld om voorshands aan te nemen dat J.M.K. Burger Holding thans illegale commerciële activiteiten toestaat of laat plaatsvinden op het perceel. Mocht [eiseres] met hun vordering bedoeld hebben J.M.K. Burger Holding te verbieden mogelijk toekomstige illegale commerciële activiteiten toe te staan dan wel te laten plaatsvinden, in het bijzonder het exploiteren van een drive-thru restaurant aldaar, dan geldt in dat geval eveneens dat een dergelijk verbod als zijnde prematuur niet kan worden opgelegd. Ook dit temeer omdat het Gerecht niet ziet dat [eiseres] spoedeisend belang hebben bij zo’n verbod. J.M.K. Burger Holding heeft overigens onbetwist gesteld dat zij zonder de daartoe vereiste vergunningen geen drive-thru restaurant op locatie zal drijven.
onrechtmatige hinder
4.7
Wat betreft de stelling van [eiseres] dat zij thans onrechtmatige hinder ondervinden van de beweerdelijke door J.M.K. Burger Holding verrichte sloop- en/of bouwwerkzaamheden, is reeds in 4.4 geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat van dergelijke werkzaamheden sprake is, zodat van onrechtmatige hinder in verband met de bedoelde werkzaamheden geen sprake kan zijn. In het geval [eiseres] met hun stelling bedoeld hebben onrechtmatige hinder te ondervinden van thans verrichte andersoortige werkzaamheden, is het Gerecht voorshands van oordeel dat [eiseres] hun stelling onvoldoende hebben onderbouwd om aan te nemen dat er thans sprake is van onrechtmatige hinder. [eiseres] hebben immers nagelaten te vermelden welke andersoortige werkzaamheden thans verricht worden die overlast opleveren, op welke tijdstippen deze werkzaamheden worden verricht, hoe vaak de werkzaamheden worden verricht en wat voor hinder precies zij van die werkzaamheden ondervinden.
4.8 [
eiseres] hebben verder gesteld onrechtmatige hinder te verwachten van de eventueel in de toekomst te verrichten sloop- en/of bouwwerkzaamheden. Naast de omstandigheid dat J.M.K. Burger Holding deze stelling gemotiveerd heeft betwist, is het Gerecht voorshands van oordeel dat deze stelling van [eiseres] voorbarig en speculatief is, zodat hun stelling niet aannemelijk kan worden geoordeeld. Datzelfde geldt voor de gevreesde overlast vanwege de activiteiten rondom een in de toekomst te drijven drive-thru restaurant. Bovendien geldt ook hier dat het Gerecht niet ziet dat [eiseres] te dezen spoedeisend belang hebben bij het door hen beoogde verbod.
4.9
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt in een eventuele bodemprocedure niet met grote mate van zekerheid te verwachten dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen. De thans door [eiseres] verzochte voorzieningen moeten daarom worden afgewezen.
4.1
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [eiseres] bij toewijzing van het door hun gevorderde (toe te wijzen) voorzieningen ten opzichte van de belangen van J.M.K. Burger Holding bij afwijzing daarvan.
4.11
Lopez c.s zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van J.M.K. Burger Holding, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 26 februari 2020 in aanwezigheid van de griffier.